NICO EN NINA, een toneelstuk voor kinderen van 5 tot 11 jaar, door Dirk Dobbeleers

KORTE INHOUD:
Nico en Nina, een pittige tweeling van een jaar of tien, beleven dolle avonturen en halen straffe stoten uit. Ze delen grappige, ontroerende en spannende momenten met elkaar.
Ze vertellen over hun eerste communie, over winterpret, over hun schoolcarrière…
Naar bed gaan is bij hen een feest, maar van slapen komt niet veel in huis. Nico en Nina houden ook mama Pascale en papa Pascal wakker.
De twee Pascallen zijn niet bepaald doorsnee ouders. Papa doet het huishouden en mama werkt in een garage. In haar vrije tijd prutst ze aan een motor. Ze wil die in gang krijgen, maar slaagt daar niet in. Of lukt het uiteindelijk toch?

Het stuk garandeert een geslaagde namiddag voor kinderen vanaf ca. 6 jaar.
Het stuk kan gespeeld worden door 1 man en 1 vrouw of door 2 mannen en 2 vrouwen.


PERSONAGES:
Nico: durfal, pittig, vrolijk, fantasierijk, gaat niet graag naar school, tweelingbroer van Nina
Nina: rustiger dan Nico, gaat wel graag naar school, slim, tweelingzus van Nico
Pascale: mama van de tweeling, gaat uit werken, knutselt steeds aan haar kapotte brommer, neemt initiatief en houdt het gezin - op haar manier - draaiende
Pascal: papa van de tweeling, huisman in hart en nieren, houdt van breien, is voor de rest behoorlijk onhandig, wordt overtroefd door zijn vrouw
Omdat Nico en Pascal enerzijds en Nina en Pascale anderzijds door dezelfde acteur/actrice gespeeld worden en omdat deze omwisseling meestal vrij snel moet gebeuren, denk ik dat het verschil in kledij tussen beiden niet te groot gemaakt wordt.

DECOR:
Het stuk vraagt niet echt een decor. Het is de bedoeling om de scène op te bouwen aan de hand van rekwisieten zoals de brommer van Pascale, een schoolbord, een “muur” om te behangen, een verkleedkoffer...

OPVOERINGSVOORWAARDEN:
Dit stuk werd uitgegeven bij Almo en wordt beschermd door Sabam. Wie het stuk wenst op te voeren, dient over de geschreven toestemming van de auteur te beschikken, verkrijgbaar via het contactformulier. Vervolgens dient men zich in verbinding te stellen met Almo en aan de geldende opvoeringsrechten Sabam te voldoen.


Scène 1 : Nico, Nina, Pascale
(Bij het begin van het stuk ligt de motorfiets van mama Pascale op de grond. Er staat een bak bier naast. Nico op.)
NICO: Nina! Niiinaaa! Hebben jullie mijn tweelingzus soms gezien? Nee? Waar zit ze nu weer? Ze zit waarschijnlijk te studeren. Nina is een echt blokbeest, een streverke. Later wil ze zelfs juffrouw worden. Stel je voor... Juffrouw, bah! Ik moet wel toegeven dat ze voor die job geknipt is. Want mij de les spellen, dat kan ze als de beste. Niiinaaa! Waar blijft ze nu toch?
Ik zaag wel vaak op mijn tweelingzus, maar ze kan ook heel tof zijn. Vooral als ik me in de nesten heb gewerkt. Niet dat dat veel gebeurt, hoogstens één keer in de maand. Zoals nu bijvoorbeeld... Pascale knutselt altijd aan deze oude brommer. Ik vind brommers keicool, maar ik mag er van Pascale zelfs nog niet naar wijzen. Nu was ik daarnet even alleen en die brommer keek zo verleidelijk naar mij... En ik kon het niet laten. Ik moest er even op. Dat was formidastisch. Ik scheurde met mijn brommer over de wegen. (Nico gaat nu helemaal op in zijn fantasie.) Ik reed sneller en sneller. Ik voelde de wind in mijn haren spelen. Broem! Broem! Toen kwam er plots een hele scherpe bocht en in plaats van broem ging het boem! Ik smakte met brommer en al tegen de grond. Ik ben spijtig genoeg niet sterk genoeg om dat zware geval alleen recht te krijgen. Pascale kan elk ogenblik thuiskomen en als ze haar brommer daar zo ziet liggen, dan zwaait er wat. Daarom zoek ik Nina. Die zal me wel helpen. Ze is veel slimmer dan ik. Meestal trekken tweelingen goed op elkaar, maar bij ons is dat niet het geval. Ik ben knap en zij is lelijk. Zij is slim en ik ben... euh... een beetje minder slim. Ik zal dat natuurlijk nooit toegeven als ze erbij is. Ik zal eens gaan kijken of ze soms op haar kamer is. Niiinaaa!
(Nico af en Nina langs de andere kant op.)
NINA: Nico! Niiicooo! Waar zou mijn tweelingbroer ergens uithangen? Ik ben er zeker van dat hij mijn huiswerk weer uit mijn schooltas heeft gepikt. Waarschijnlijk zit hij het geniepig in een hoekje over te schrijven. Dat doet hij alle dagen. De luierik! Meestal is hij dan nog zo stom om mijn naam mee over te schrijven. Onze Nico is soms echt een kwiet. Hij haat de school en alles wat ermee te maken heeft. Begrijpen jullie dat nu? Het liefst van al had hij het hele jaar vakantie. En als dat niet kan, dan zou hij een computer of een robot willen die in zijn plaats denkt en werkt. Hij heeft een hekel aan iedereen die zijn best doet op school. Dat noemt hij seutekes, schijterkes of streverkes. Ik behoor volgens Nico dus ook bij dat clubje. Alleen als hij zich in nesten heeft gewerkt, en dat gebeurt ongeveer één keer per uur, dan heeft hij deze seut nodig om hem te helpen en allerlei smoezen te verzinnen.
Soms denk ik dat ik geadopteerd ben. Ik lijk op niemand van deze familie. Niet op moeder Pascale, niet op vader Pascal en zeker niet op mijn broer Nico. Die drie zijn allemaal even maf. Ik ben hier de enige normale. Nico! Niiicooo! Toch wel gek... de meeste tweelingen trekken op elkaar, maar Nico en ik lijken even veel op elkaar als een snorkel en een wasknijper.
(Nina af en Nico op.)
NICO: Ik heb ons Nina nog altijd niet gevonden. Hebben jullie haar soms gezien? (Het publiek zal wel reageren.) Waar is ze dan nu? (Na reactie van het publiek) Ze is mij aan het zoeken. Dat is straf, dan zoeken we elkaar... Naar waar is ze gegaan? Naar daar? Goed, dan zal ik haar wel vinden. (Komt even terug) Zeg, jullie houden me toch niet voor het lapje? Nee... Dan is het goed, want anders zullen jullie ervan lusten.
(Nico af en Pascale op. Ze draagt een overall. Zij ziet onmiddellijk dat haar brommer gevallen is.)
PASCALE: Het is niet waar, he! Zo geraakt die brommer natuurlijk nooit gemaakt. Dat zal weer een streek van Nico zijn. Niiicooo! Je kan dat kereltje geen 5 minuten alleen laten of hij heeft iets uitgespookt dat niet mag. Niicoo!Wacht maar tot ik hem te pakken krijg. (Tot publiek) Hebben jullie al met Nico kennisgemaakt? Welke richting is hij uitgegaan?
(Pascale af. Nico komt opgeslopen.)
NICO: Amai, gelukkig heeft Pascale me niet gevonden, want ze klonk echt kwaad. Zo kwaad is ze zelden op mij. Op papa wel, maar dat is anders. Waarom ben je anders getrouwd? Vond ik Nina nu maar! Dan kon zij me helpen. Niiinaaa! Niiinaaa!
(Hij staat nu aan de kant van de scène. Nina komt langs de andere kant op. Ze naderen elkaar rug aan rug tot ze tegen elkaar opbotsen.)
NICO: (Samen met Nina) Nina!
NINA: (Samen met Nico) Nico!
NICO: Eindelijk heb ik je gevonden.
NINA: Ik heb een eitje met jou te pellen.
NICO: Dat hoeft niet. Ik pel mijn eitjes liever zelf.
NINA: Flauw! Heel flauw! Geef liever mijn huiswerk terug.
NICO: Ik weet van niks.
NINA: Ik weet zeker dat jij mijn huistaak weer gepikt hebt. Als je het niet onmiddellijk teruggeeft, dan help ik je nooit meer uit de nesten. Dat zweer ik.
NICO: Als ik het teruggeef, wil je me dan helpen?
NINA: Dat hangt ervan af...
NICO: Waarvan?
NINA: Van wat ik moet doen natuurlijk...
NICO: Ik heb per ongeluk de brommer van Pascale omvergegooid. Wil jij hem samen met mij rechtzetten?
NINA: Ik weet niet...
NICO: Alsjeblief, Nina...
NINA: Op je knieën...
NICO: Toch niet weer? NINA: Dan niet... (Ze maakt aanstalten om weg te gaan.)
NICO: ‘t Is al goed! (Hij gaat op zijn knieën zitten.)
NINA: Zeg mij na.. Ik smeek je, lieve zus, ...
NICO: Ik smeek je, lieve zus...
NINA: ...help me weer eens uit de nood.
NICO: ... help me weer eens uit de nood.
NINA: Onnozele knoeier dat ik ben.
NICO: Je overdrijft. Help je me nu of help je me niet?
NINA: Vooruit dan maar! (Ze gaat al naar de motorfiets.) Of wacht eens, eerst wil ik mijn huistaak terug, want ik ken jou al, kereltje... Van zodra ik jou geholpen heb, loop jij weg en dan kan ik fluiten naar mijn werk. (Ze steekt haar hand uit.) Ik wacht...
NICO: (Hij haalt zijn schooltas en praat ondertussen met het publiek.) Denk nu niet dat ik mijn huistaken niet alleen kan oplossen. Verre van! Ik heb alleen geen tijd om die onzin op te lossen. (Hij haalt een een niet meer zo fris blad uit zijn schooltas.) Alsjeblief, zus...
NINA: Wat heb jij met mijn werk gedaan? Ik heb geen ezelsoren...
NICO: (Voor Nina kan uitspreken.) Dat is waar! Jij hebt geen ezelsoren. Jij hebt varkensoren. (Hij lacht.)
NINA: En jij wil dat ik je help? Vergeet het maar...
NICO: Toe, liefste zus...
NINA: Niet moeilijk dat ik jouw liefste zus ben, je hebt er maar één.
NICO: (Valt op zijn knieën.) Ik smeek je... Help me uit de nood... (Wanneer hij ziet dat Nina niet reageert) Onnozele knoeier dat ik ben.
NINA: Deze keer zal ik mijn goed hart nog eens laten zien, maar als je me nog één keer zo beledigt, dan help ik je nooit meer. Heb je me verstaan? Nooit meer...
(Nico zegt niets. Hij knikt alleen maar schaapachtig. Samen zetten ze de brommer recht.)
NICO: Bedankt, zus, je hebt mijn leven gered.
NINA: Ik hoop alleen dat je dankbaarheid deze keer eens langer dan 5 minuten duurt.
NICO: Deze keer zal ik de 6 minuten wel halen, want ik ga een appel eten. En met volle mond kan ik je niet goed plagen.
NINA: Mijn broertje krijgt een aanval van beleefdheid. Waar gaan we dat schrijven?
NICO: Wil jij soms een appel?
NINA: Nee, ik ga mijn huistaak voor morgen al maken. Dan krijg ik zeker een goed punt van de juffrouw.
NICO: Doe dat... (Nina wil de scène verlaten.) Als je huistaak af is, steek je ze dan zoals altijd in die map van de Simpsons?
NINA: Natuurlijk!
NICO: En steek je die map dan in het middelste vakje van je schooltas?
NINA: Wacht eens even! Ik heb je wel door, kereltje... Ik zeg niet waar ik mijn huistaak ga steken, want anders schrijf jij ze weer over.
NICO: Ook goed! Maar zeur dan straks niet dat je schooltas helemaal overhoop ligt.
NINA: Jij bent een mispunt! .
NICO: Liever een mispunt dan een seut, een streverke of een schijterke.
NINA: Jij bent de vervelendste broer...
NICO: Dat is normaal, je hebt er maar één.
NINA: Dat wou ik niet zeggen. Jij bent de vervelendste broer die je je kan indenken. Ging jij trouwens geen appel schillen?
NICO: Ja...
NINA: (Kwaad) Dan hoop ik dat je met dat heel scherp mesje in je vinger snijdt. En als je nog eens in de problemen zit, op mijn hulp moet je niet meer rekenen.
(Nina af.)
NICO: (Tot het publiek terwijl hij een appel neemt.) Zo is ze nu, mijn zus... Ik zie haar graag kwaad. (Hij begint te schillen.) Dan wordt ze helemaal rood en dan krijgt ze van die kuiltjes in haar wangen. Het lukt me altijd... haar kwaad krijgen. Maar nu moet ik me concentreren. Want als je een appel in één keer kan schillen zonder dat de schil breekt, dan mag je met een prinses trouwen. Hoewel... dat is natuurlijk een probleem. A ja, want prinses Mathilde is pas getrouwd met prins Filip. Misschien laat Mathilde de prins wel staan voor mij.
PASCALE: (Ze stapt driftig op Nico af.) Ik heb met jou een appeltje te schillen, kereltje.
NICO: Dat hoeft niet, ik ben mijn appeltje zelf al aan het schillen, Pascale.
PASCALE: Heb jij mijn motorfiets soms op de grond gegooid?
NICO: Ik zou niet durven, Pascale.
PASCALE: Wie heeft het dan wel gedaan?
NICO: Niemand...
PASCALE: (Ze keert zich om.) Hoe komt het dan... Wat is er gebeurd? Zou het hier spoken? Ik ben er zeker van dat mijn motorfiets daarnet nog op de grond lag.
NICO: Heb je het op het werk weer teveel pintjes gedronken, Pascale?
PASCALE: Of zou ik zo scheel gekeken hebben?
NICO: Ja... (Hij vraagt aan het publiek om mee ja te roepen.)
PASCALE: Goed dan, het spijt me, zoonlief! Ik zal je nooit meer vals beschuldigen.
(Nico zegt niets. Hij houdt alleen zijn hand open.)
PASCALE: (Zij haalt 100 frank uit haar broekzak.) Hier, dat heb je verdiend. Koop er maar iets lekkers voor.
NICO: Bedankt, Pascale! (Hij geeft haar een kus en verlaat de scène.)
PASCALE: (Ze begint een sigaretje te rollen. Die sigaret laat ze, zonder ze aan te steken, in een mondhoek bengelen. Daarna begint ze aan haar motorfiets te sleutelen. Tot het publiek) Zeg nu eens eerlijk, lag die motorfiets daarnet op de grond of niet? (Het publiek zal wel verdeeld reageren.) Ik dacht het wel dat Nico me iets wijsmaakte. Ik ken hem. Het is een echte plantrekker en hij steekt vol kattekwaad. Om eerlijk te zijn... hij lijkt op mij. Nina is helemaal anders. Zij is een pak rustiger en braver. Als ze zich tenminste niet door Nico laat meeslepen. Nina lijkt meer op Pascal. Pascal is mijn man. Toevallig hebben wij dezelfde naam. Hebben jullie Pascal al ontmoet? Nog niet? Dan wordt het hoog tijd dat jullie eens kennismaken. Paaascaaal! Paascaal!

Scène 2 : Pascale en Pascal
(Pascal op met een plumeau. Hij heeft een schort aan en draagt de typische handdoek om het hoofd. Hij kan die verkleding tijdens de volgende scène vervolledigen. Als hij daarmee klaar is, begint hij te kuisen.)
PASCALE: Waar bleef jij zolang?
PASCAL: Ik was juist de aardappeltjes aan het afgieten. Jij wil altijd dat ik alles direct laat vallen als jij me nodig hebt, maar als huisman is dat niet gemakkelijk. (Tot het publiek) Jullie moeten niet zo raar kijken. Ik ben een huisman. Vroeger was ik ruitenwasser. Maar toen de baas ontdekte dat ik hoogtevrees had, heeft hij me ontslagen. Ik heb geen nieuw werk gezocht, ik ben liever huisman. Gewoon een lekker potje eten koken, vuile was weer proper maken en er dan zo van die zalige plooitjes in strijken. Of ik verzamel gedurende enkele weken stof en dan val ik dat met allerlei spuitbussen aan. Ja, ja, het werk van een huisman valt niet te onderschatten. Omdat het zo zwaar is, mag ik me eenmaal per week eens flink laten gaan. Weten jullie wat ik dan doe? Ik ga dan thee slurpen bij een van de buurvrouwen en we babbelen over het wasproduct dat het witste wast, over de laatste nieuwe boenwas en over de Flair.
(Pascale komt even bij hem staan.)
PASCALE : Maar Pascal toch, kinderen interesseren zich niet in de was en de plas. Die dromen over snelle moto’s.
PASCAL: Kinderen zijn daar nog veel te klein voor.
PASCALE: Nietwaar...
PASCAL: Wel waar...
PASCALE: Nietwaar...
PASCAL: Wel waar...
PASCALE : Zoekt ge soms ruzie?
PASCAL : Nee...
PASCALE : Want anders zoekt ge maar voort.
PASCAL : Ge staat weer zo kort.
PASCALE : Ge hebt gelijk. Ik zal iets nemen dat me kalmeert. (Hij neemt een pintje uit de bak.) Gij ook een pintje, Pascal?
PASCAL : Nee, dank u, Pascale, ik heb gisteren een nieuwe kruidenthee gekocht en daar ga ik sebiet eens van proeven.
PASCALE : Hebt ge nu weer thee gekocht? Alle keukenkasten staan vol omdat jij thee verzamelt.
PASCAL : Thee in de keukenkasten verzamelen vind ik niet zo abnormaal als een brommer in de woonkamer herstellen. Ik heb trouwens al honderd keer gezegd dat je kranten op de grond moet leggen. Anders wordt de vloer vuil. (Hij geeft haar een krant.)
PASCALE : Toch niet de sportbladzijden? Je weet heel goed dat het sportnieuws het enige deel van de krant is dat ik lees.
PASCAL : Maar dat is de krant van gisteren.
PASCALE : En dan? Dan lees ik ze nog eens.
PASCAL : Ik vraag me trouwens af waarom jij je werk altijd mee naar huis moet nemen. Heb je in de garage nog niet genoeg kunnen sleutelen?
PASCALE : Op mijn werk mag ik alleen aan auto’s en vrachtwagens sleutelen, ik heb er nog nooit een brommer onder handen mogen nemen. En dat doe ik zo graag.
PASCAL : Het haalt alleen niets uit. Je prutst nu al meer dan een jaar aan dat rotding en het rijdt nog niet.
PASCALE : En toch krijg ik dit lieftallig dingetje vroeg of laat aan de praat. Help me liever in plaats van te zeuren. Hier, hou deze pot met schroefjes even voor me vast.
(Pascal pakt het potje tegen zijn zin aan. Telkens als Pascale iets zegt dat hem niet aanstaat, gooit hij een schroefje weg. Pascale ziet dat niet.)
PASCAL : Lieftallig dingertje... Pff! Jij bent precies met je brommer getrouwd.
PASCALE : Nu moet ik je gelijk geven. Jij bent een echte brommer.
PASCAL : (Gooit schroefje weg.) Dat is jouw schuld. Als jij je normaal zou gedragen, dan hoefde ik niet te zeuren. Neem nu gisteren...
PASCALE : Waar jij nog mee afkomt... Gisteren dat is al zo lang geleden.
PASCAL : Gisteren kreeg jij nog een bekeuring voor een snelheidsovertreding.
PASCALE : Dat was de schuld van die politieagent. Wie geeft er nu iemand een bekeuring omdat hij te snel met zijn fiets van een brug rijdt? Jij bent trouwens ook niet perfect.
PASCAL : Dat zal anders niet veel schelen.
PASCALE : Jij denkt dat je een groot kunstenaar bent. Je maakt de gekste schilderijen en beeldhouwwerken. Niet van die kleine, schattige beeldjes, nee zo van die grote beelden.
PASCAL : (Gooit schroefje weg.) Wacht maar tot ik een van die beelden verkocht krijg.
PASCALE : Als jij een van jouw beelden kunt verkopen, dan eet ik mijn overall op.
PASCAL : Zal ik hem dan eerst nog even wassen? (Poeslief, maar hij gooit wel een schroefje weg.)
PASCALE : En dan dat breien... Meneertje daar breit geitenwollensokken aan de lopende meter. Hij kan er een hele school mee bevoorraden.
PASCAL : (Gooit weer een schroefje weg.) Ik doe er toch niemand kwaad mee.
PASCALE : Dat zou er nog moeten bijkomen. Stel je voor... Pascal die een heel lange sok breit en daar de mensen mee aanvalt. Brr!!!
(Pascal heeft zijn schort uitgedaan en valt Pascale langs achter aan. Gegil.)
PASCALE : Laat dat! Heb je geen werk in de tuin meer? Dan kan ik tenminste rustig aan mijn brommer knutselen. Dat heb ik nog niet verteld, maar Pascal werkt graag in de tuin. Daar haalt hij de gekste kuren uit. Meneerke scheert zelfs de rozen en de cactussen.
PASCAL : Natuurlijk scheer ik de rozen en cactussen, word jij er soms liever door geprikt?
(Pascal zet zich op de bierbak. Hij gooit een schroefje weg.)
PASCALE : Zo’n klein prikje, dat voel je amper.
PASCAL : Je weet dat ik nogal gevoelig ben.
PASCALE : Dat is waar ook. Ja, beste mensen, ik was even vergeten dat Pascal niet tegen prikjes kan. Als de dokter hem een spuit moet geven, dan valt hij al op voorhand van zijn stokje.
PASCAL : (Gooit weer een schroefje weg.) Jij wil altijd ruzie maken.
PASCALE : Nu wil ik vooral racen. (Zij zet een valhelm en een bril op. Daarna gaat ze op de motorfiets zitten. Ze doet alsof ze racet.) Met mijn motorfiets langs kleine weggetjes snorren terwijl vogeltjes fluiten, de korenbloemen ruisen en de zon heerlijk op mijn hoofd schijnt.
PASCAL : Op je valhelm.
PASCALE : Wat?
PASCAL : Terwijl de zon op je valhelm schijnt.
PASCALE : Wat ben jij toch onromantisch...
PASCAL : Ik ben realistisch en jij bent een dromer. Deze motorfiets staat al meer dan een jaar stil en ik geloof nooit dat jij er weer beweging in gaat krijgen.
PASCALE : Wedden dat ik er wel beweging in krijg?
PASCAL : Goed.
PASCALE : Waarvoor wedden we?
PASCAL : Wie verliest kuist het toilet en moet de vuile sokken en onderbroeken in de wasmachine doen.
PASCALE : Afgesproken...
PASCAL : Goed, ik wacht.
(Pascale gaat op de motorfiets zitten. Ze geeft gas. Het liedje “Samen op de moto” van Samson en Gert kan even ingezet worden. Daarna duwt ze de motorfiets een paar meter verder.)
PASCALE: Ziezo, ik ben gewonnen.
PASCAL : Jij bent helemaal niet gewonnen. Die motorfiets is nog steeds kapot.
PASCALE : Dat moest ook niet. Jij beweerde dat ik deze motorfiets nooit in beweging zou krijgen en heeft hij bewogen of niet?
PASCAL : Ja...
PASCALE : Dan ben ik gewonnen. Jij kan gewoon niet tegen je verlies.
PASCAL : Ik kan wel tegen mijn verlies, maar jij speelt vals.
(Pascal gooit weer een schroefje weg. Pascale doet haar schoenen uit en wil de scène verlaten.)
PASCAL : Waarom doe jij je schoenen uit?
PASCALE : Dan zijn mijn sokken vuiler als jij ze moet wassen. (Ze staat nu naar het publiek gericht.)
PASCAL : Hoe sta jij daar nu?
PASCALE : Ik probeer een scheet te laten. Dan is mijn onderbroek vuiler als jij ze in de wasmachine moet stoppen.
PASCAL : Wat ben jij toch een flauwe plezante! (Hij wil de scène verlaten.)
PASCALE : Dat is nog altijd beter dan jij. Jij bent alleen maar flauw.
PASCAL: (Komt op zijn stappen terug) Dat is waar ook, hier zijn je schroefjes. (Hij overhandigt de pot.)
PASCALE: Maar die pot is leeg?
PASCAL: Even leeg als jouw hoofd. (Af)
PASCALE: Waar heeft hij die schroeven nu gegooid? (Ze begint op handen en knieën rond te kruipen. Nu en dan vindt ze een schroefje.) Nico lijkt niet alleen uiterlijk op zijn vader. Soms hebben ze ook hetzelfde rotkarakter. Ze kunnen echt gemeen zijn. Alleen doet Pascal het opzettelijk en Nico niet. Maar ze kunnen ook ontzettend tof zijn. (Tot het publiek) Ik durf erom te wedden dat jullie ook echte schatten zijn die af en toe een ondeugende streek uithalen. Ik vind geen schroefjes meer. Wat geeft het, ik heb er toch altijd over. Weten jullie wat Pascal dan altijd zegt? (Ze bootst hem na.) “Die vijzen zijn niet van je brommer, maar van jou .” De flauwe plezante...Ik zal eens gaan kijken waar hij ergens uithangt, want langer dan 5 minuten kan ik hem niet alleen laten. (Af)

Scène 3 : De school
NICO : Al kennis gemaakt met papa Pascal? Hadden ze weer ruzie? (Na reactie van het publiek) Ik vind het ongelooflijk dat ze zoveel ruzie maken. Ze hebben elkaar toch gekozen. Dat Nina en ik veel ruzie maken, dat is normaal. A ja, broers en zussen kiezen elkaar niet.
Vinden jullie ook niet dat ik als 2 druppels water op hem lijk? We hebben dezelfde neus, dezelfde oren en hetzelfde haar... op onze tenen. Ik vraag mij af of hij zich nu ook niet goed voelt. Ik vrees dat ik ziek aan het worden ben. Zou ik koorts hebben? Nee, ik heb geen warm voorhoofd. Toch scheelt er iets. Soms ben je ziek, maar heb je geen koorts. Als je moet overgeven bijvoorbeeld. Ik heb dat eens meegemaakt. Ik had tegen mama en papa gezegd dat ik me niet lekker voelde, maar zij geloofden me niet. Helemaal ongelijk kan ik ze niet geven, want ik heb al een paar keer gezegd dat ik me niet goed voelde omdat ik niet naar school wou. Ik doe dat alleen in geval van hoogdringendheid. Als we een toets over de tafels krijgen bijvoorbeeld. Maar willen of niet, ik moest naar school. Tijdens de speeltijd voelde ik plots dat ik moest overgeven. Ik spurtte naar het toilet, want op de grond of in je hand overgeven is vies. Ik trok de deur van het eerste het beste toilet open en wilde in de pot mikken. Maar... de juf zat op de pot. Haar mond viel zo ver open van verbazing dat ze niet eens kon gillen. Ik mikte mijn maaginhoud waar normaal het toilet stond maar waar nu de juf dus zat. Daarna wachtte ik met open mond op wat komen zou. De juf veegde de brokjes van haar bril, peuterde even tussen haar tanden en zei toen: “Nico, ik word kotsmisselijk van jou!” Meer heeft ze er nooit over gezegd.
Maar nu ik er zo over nadenk, ik moet ook niet overgeven. Eigenlijk voel ik me niet echt ziek, maar toch scheelt er iets, want ik verveel me en tijdens weekends en vakanties verveel ik me anders nooit.
(Nina op.)
NINA : Al kennis gemaakt met mama Pascale? Vinden jullie ook niet dat ik als 2 druppels water op haar lijk? We hebben dezelfde neus, dezelfde oren en dezelfde haartjes op... onze bovenlip. (Nico doet teken dat ze allebei even hard kunnen zagen.)
Nico, ik heb een probleem. Ik verveel me. Mag ik met jou meespelen?
NICO : Ik weet ook niet wat doen, Nina.
NINA : Ik heb een idee, Nico. We spelen schooltje.
NICO : Op school verveel ik me ook.
NINA : Dat begrijp ik niet. Het is toch plezant om steeds nieuwe dingen te kunnen leren.
NICO : Vind je?
NINA: Ik ga graag naar school. Ik vind er maar één ding vervelend aan?
NICO: Maar één ding?
NINA: Ja, en dat is dat jij altijd bij mij in de klas zit.
NICO: Ik vind dat ook niet plezant. Jij krijgt altijd goede punten en ik slechte.
NINA: Dat komt omdat jij je best niet doet.
NICO: Dat heeft er niets mee te maken. Jij krijgt altijd goede punten omdat je een seut bent.
NINA: Jij noemt iedereen die zijn best doet, een seut. Als ik nu graag naar school ga, dan is dat toch mijn zaak.
NICO: En als ik nu niet graag naar school ga, dan is dat toch ook mijn zaak.
NINA : Ik ga zo graag naar school dat ik later schooljuf wil worden.
NICO : Doe maar...
NINA : Weet jij al wat je later gaat worden?
NICO : Ja, stofzuiger. Ik prop heel mijn buik vol en dan is er geen plaats meer voor spruitjes.
NINA : Om stofzuiger te worden moet je niet naar school gaan.
NICO: Toch wel! Als stofzuiger zou ik de school kunnen schoonmaken tijdens de weekends en de vakanties. In de vakantie is het er lekker spannend. Weet je nog toen we tijdens de vorige vakantie samen met mama Pascale in de school wilden inbreken?
NINA: Ja…
NICO: Onze juf had mijn supernintendo afgepakt en ze was die op het einde van het schooljaar vergeten terug te geven.
NINA: Mama vond dat we die supernintendo moesten gaan halen.
NICO : Dat was spannend.
NINA : Vooral toen we betrapt werden door onze juf.
NICO : Onze juf zat op school te werken.
NINA: Samen met de meester van de vijfde klas.
NICO: Tijdens de vakantie op school werken? Daar moet je pas echt getikt voor zijn.
NINA: De juf stoof naar buiten. Ze leek wel een toverheks.
NICO : Ze lijkt altijd op een toverheks. Vooral in de refter... Daar sluipt ze op de tippen van haar tenen rond. Je hoort ze niet komen. Plots staat ze naast je en gilt in je oor: “Heb jij al je boterhammen wel opgegeten?”
NINA: En dan zwaait ze met haar vinger, precies of het is een toverstaf.
NICO: Daarom wil de juf ook altijd naar het bos.
NINA: Dat doet ze omdat kinderen graag naar het bos gaan.
NICO: Ik niet! Ik heb een hekel aan bossen. Het ligt er vol blikjes, plastiek zakken en hondendrollen.
NINA: De juf zegt dat er in het bos ook kabouters en heksen wonen.
NICO: Zij kan het weten, ze is er zelf één. Daarom wil ze altijd naar het bos. Ze gaat er gewoon haar familie bezoeken.
NINA: En toch ga ik graag naar het bos. Je kan er paddestoelen plukken en bladeren rapen.
NICO: En als je die bladeren dan mee naar de klas neemt, dan is de juf kwaad dat de klas vol rommel ligt. Als ik later stofzuiger ben, dan kan ik al die bladeren natuurlijk opzuigen. En als ik dan toch bezig ben, dan kan ik evengoed alle meesters en juffen opzuigen. Niemand zal hen missen.
NINA : Mij ook?
NICO : Nee, jou niet. Jij bent mijn zus.
NINA: Zou je mij missen?
NICO: Een beetje...
NINA : Maar als ik later een goede juf wil worden, dan moet ik dringend beginnen te oefenen. Nico, haal het bord eens even.
NICO : Waarom doe jij dat niet?
NINA : Dan breken mijn nagels. Dat zegt onze juf ook altijd.
NICO : Ik heb geen zin...
NINA : Dat zeg je omdat niet sterk genoeg bent.
NICO : Ik, niet sterk genoeg? Ik ben zo sterk als een paard.
NINA : Als een paard van de paardjesmolen, zeker.
NICO : Ik zal het je meteen bewijzen.
(Nico haalt een (klein) schrijfbord.)
NINA : Ik ga graag naar school. Leren is toch plezant. De meeste grote mensen denken dat kinderen niet graag naar school gaan omdat ze zelf niet graag gaan werken. Grote mensen kunnen toch zo onlogisch zijn. Zo schildert de juf haar lippen en als wij dat doen, dan wordt ze boos. Eigenlijk ga ik ook graag naar school omdat ik Jasper dan kan zien. Ik ben een beetje verliefd op hem. (Nico op met het bord. Hij hoort de tekst die nu volgt.) En Jasper is ook verliefd op mij. Want telkens als hij mij ziet, dan lacht hij.
NICO: Dat is inderdaad hoogst eigenaardig. Ik heb meer zin om te wenen telkens als ik jou zie.
NINA : Zo spreek je niet tegen de juffrouw. Nog één zo’n opmerking en je krijgt een flink pak straf. Zeg me liever waar je schooltas is.
NICO : Op mijn kamer natuurlijk...
NINA : Die moet niet op je kamer staan. Die moet hier zijn. Haal hem en vlug wat, want we hebben geen tijd te verliezen.
NICO : Ja.
NINA : Heb jij niet met twee woorden leren spreken?
NICO : Toch wel. (Hij steekt zijn tong uit, dan af.)
NINA : Juf zijn lijkt me wel leuk. Denken jullie dat ik een goede juf zou zijn? Ik twijfel toch een beetje, want juffen zijn wel rare wezens. Wie zit er bij een rare juf? Wie bij een gewone juf? Wie bij een toffe juf? Ik zit bij een rare juf. In de klas is ze vaak streng en kwaad, maar als je de juf buiten de school ontmoet, in de winkel bijvoorbeeld, is ze heel vriendelijk. Dan is zij precies een gewoon levend wezen dat ook graag koekjes en snoepjes eet. Dan is ze zelfs gekleed als de gewone mensen.
NICO : Hier ben ik met mijn schooltas. (Hij gaat op een stoel zitten en zet zijn schooltas ernaast.) Ziezo, ik ben klaar.
NINA : Ik ben klaar, wie?
NICO : Ik ben klaar, Nina.
NINA : Nee, ik ben klaar, juffrouw. En draai je schooltas om.
NICO : Waarom?
NINA : Anders stoot ik met mijn benen tegen die slotjes en dan komen er ladders in mijn nylons. Dat zegt onze juffrouw ook altijd.
NICO : Juffen die nylonkousen dragen vind ik flauw. Juffen zouden altijd rokjes met blote benen moeten dragen, dat is veel leuker als je in de rij je veters moet knopen.
NINA : We beginnen met de les, want hebben al genoeg tijd verloren. Nico, kom aan het bord.
NICO : Waarom ik?
NINA : Omdat jij een beetje extra oefening nodig hebt. Je bent niet bepaald de beste leerling van de klas.
NICO : Zolang ik maar geen schijterke of een seut zoals mijn zus ben.
NINA : We zullen eens zien of ge aan het bord ook nog zoveel praat hebt. Schrijf op: “Vind je dictees fijn?”
(Nico schrijft gewoon “Nee” op.)
NINA : Wat doe je nu weer? Je moet schrijven wat ik zeg.
(Nu noteert Nico: “Je moet schrijven wat ik zeg.”)
NINA : Wat is dat nu voor onzin?
NICO: Dat is geen onzin, dat is jouw zin.
NINA: Jij werkt mij opzettelijk tegen. Nu begrijp ik waarom jij altijd slechte punten op je rapport hebt.
NICO : Ik krijg nooit punten. Ik krijg altijd een letter... de O.
NINA: Goed, als jij niet wil meewerken, dan schrijf je dit dictee tegen morgen maar eens 10 keer over.
NICO : Ik doe mijn best en toch word ik nog gestraft. Jij bent al even oneerlijk als onze juf.
NINA : Juffen zijn nooit oneerlijk. Dat heeft de juf zelf gezegd.
NICO : De onze wel. Zo mocht ik het opstel van Saskia eens overschrijven. En Saskia is de beste van de klas. Ze kreeg, zoals altijd 10 op 10. “Een knap opstel, later word je zeker schrijfster,” stond eronder. Ik kreeg voor hetzelfde opstel een 0. Weet je wat er onder stond? Dat je zoiets durft af te geven? Dit lijkt nergens op. Het ergste was dat ik niet eens kon reclameren, want anders wist de juf dat ik afgeschreven had.
NINA : In dit geval was niet de juf oneerlijk maar jij. Jij wil trouwens altijd goede punten halen zonder er iets voor te doen. Zo moesten we vorige week een opstel over onze hond maken. Zonder dat ik er iets van wist, had jij mijn blad uit mijn schooltas gehaald en alles letter voor letter overgeschreven. Ik dacht dat ik door de grond zakte toen de juf zei dat we allebei hetzelfde opstel hadden.
NICO : Het is toch logisch dat wij hetzelfde opstel hebben, we hebben toch ook dezelfde hond.
NINA: Gelukkig wist de juf dadelijk dat niet ik maar jij afgeschreven had.
NICO: En als straf moest ik een opstel over onze kat schrijven, maar we hebben helemaal geen kat.
NINA : Dat zal je leren overschrijven.
NICO : Jij leert mij inderdaad overschrijven.
NINA : Leugenaar!
NICO : Dat is niet waar. Jij hebt daarstraks toch zelf gezegd. “Schrijf dit dictee maar eens 10 keer over.”
NINA : Nu ben ik het beu. Ik ga het tegen papa zeggen. (Af)
NICO : Zie je wel dat het een seut en een schijterke is. Ze is nog erger dan onze juf. Nochtans was onze juf in het begin van het schooljaar best te doen. Ik was toen zelfs verliefd op haar. Ik wilde met haar trouwen. En ik weet zeker dat de juf mij ook graag zag. Waarom wou ze anders dat ik steeds dicht bij haar bureau kwam zitten? Als de juf mijn vrouw was, dan zou ik altijd de eerste van de klas zijn. Zonder er iets voor te doen, want ik zou alle vragen van het proefwerk kennen. De seutekes en de streverkes zouden nogal ogen trekken. Nu ben ik blij dat we niet getrouwd zijn, anders zit ik over 20 jaar met een oude caramel opgescheept. Ik zie me dan al naast de juf in bed liggen. Brr! Ik zou geen oog dicht doen. En je bed dient tenslotte om te slapen, of om na te denken. Ik kan heel goed nadenken in mijn bed. Ze zouden de stoelen en banken in de klas beter vervangen door bedden. Als je iets niet begrijpt, dan kan de juf gewoon naast je komen liggen om wat extra uitleg te geven. Dat gaat ook beter in bed, want ik heb mama Pascale al vaak tegen papa Pascal horen zeggen: “Wij doen in bed niets anders dan babbelen.” (Nico af.)

Scène 4 : Communiefeest
(Nina komt op en begint in de verkleedkoffer te rommelen. Ze vindt een indianenpak.)
NINA: (Terwijl ze zich verkleedt en de nodige indianengeluiden maakt) Nico en ik speelden vroeger vaak cowboy en indiaan. Maar dat mag niet meer van de 2 Pascallen. Dat komt zo... Op een dag kwam er een vriendje van Nico spelen. Hij was cowboy en wij waren indianen. We hadden hem gevangen genomen en aan de totempaal gebonden. Daarna waren we buiten gaan spelen. Niemand dacht nog aan die jongen. Tot zijn mama hem kwam halen. Was die kwaad, zeg! Ze zei dat we varkens waren. Nico heeft haar nog uitgelegd dat we indianen waren, maar ze wou niet luisteren. Er zijn sindsdien ook geen vriendjes van Nico meer komen spelen. Eens kijken wat er nog allemaal in de verkleedkoffer zit.
(Nico komt op. Op dat moment haalt Nina een matrozenpakje uit de koffer.)
NINA: Nico, je bent net op tijd. Kijk eens wat ik gevonden heb? (Ze houdt het even voor.)
NICO : (Blij) Mijn matrozenpakje...
NINA : Hoor ik het goed, ben jij blij? Je schreide altijd moord en brand als je dit moest aandoen.
NICO : Ik ben blij dat dit onding in de verkleedkoffer zit, want dan moet ik het niet meer aandoen.
NINA : Het was een cadeau van tante Geertrui.
NICO: Ik zie haar nog altijd binnenkomen met dat groot pak.
NINA: (Zij bootst een verschrikkelijke vrouwenstem na.) “Kijk eens wat ik voor mijn petekind gekocht heb.”
NICO: Ik dacht dat het een auto op afstandsbediening of een grote doos Playmobil was.
NINA : Ik heb je nog nooit zo snel een pakje zien uitpakken.
NICO : En weer inpakken...
NINA : Zelfs ik had medelijden met je.
NICO : Ik was de belachelijkste communicant van de laatste 30 jaar. En ook na de communie was mijn lijdensweg nog niet voorbij.
NINA : Gelukkig vond papa Pascal het ook een afschuwelijk pakje.
NICO: Iedere normale mens vindt matrozenpakjes afschuwelijk.
NINA: Je moest het alleen maar aandoen als we naar tante Geertrui gingen.
NICO: Dat was toch een keer of vijf per jaar...
NINA : Gelukkig voor jou gingen we altijd met de wagen naar tante Geertrui.
NICO : Ik wachtte dan zo lang mogelijk binnen.
NINA : En ik zette het portier van de wagen open...
NICO : Ik spurtte zo snel mogelijk naar de wagen en dook op mijn plaats zodat niemand met in dat belachelijk apenpakje kon zien.
NINA : Dat ging allemaal goed...
NICO : ...tot op een keer onze wagen kapot was.
NINA : En we helemaal te voet naar tante Geertrui moesten.
NICO : Ik voelde me precies prins-carnaval. Iedereen vroeg of ik mijn communie ging doen.
NINA : En het was dan nog in het putje van de winter...
NICO : Maar ik had 2 geitenwollensokken onder mijn hemdje gestoken, dan leken mijn forsballen groter.
NINA : Ik ben benieuwd wat tante Geertrui voor je plechtige communie gaat kopen. Als je je communie van de pastoor nog mag doen tenminste...
NICO : Waarom zou ik mijn communie niet mogen doen?
NINA: Geef toe dat je gedrag in de kerk nu niet bepaald was om over naar huis te schrijven.
NICO: Ik kan er toch ook niet aan doen dat wij nooit naar de mis gaan.
NINA: Ik ga ook niet naar de mis, maar ik weet toch hoe ik me moet gedragen. De juf heeft zelf gezegd dat ik een voorbeeldige communicant was.
NICO: Jij hebt je heel die mis als een seut gedragen. (Tot het publiek) Mijn zus zat er heel de mis met gevouwen handen bij. Het was precies een lijk.
NINA: Dat is toch logisch. In de mis moet je bidden en niet roepen.
NICO: Ik heb niet geroepen.
NINA: Wel waar...
NICO: Niet waar...
NINA: Wel waar. Toen de pastoor naar het altaar ging, heb jij geroepen: “Daar loopt gewoon een vent met een kleed aan.”
NICO: Ik heb dat niet geroepen, ik heb dat alleen stilletjes tegen jou gezegd.
NINA: Waarom begon iedereen in de kerk dan te lachen?
NICO: Dat weet ik niet... Het is trouwens de schuld van de pastoor. Hij had maar geen kleed moeten aandoen.
NINA: Pastoors dragen altijd een kleed.
NICO: Dat is niet waar. Toen we repeteerden, droeg hij gewone kleren.
NINA : Dat was nog niet alles. Na de mis zaten de zakken van jouw matrozenpakje vol geld.
NICO: Je overdrijft...
NINA : En papa Pascal vroeg: “Nico, vanwaar komt dat geld?” En jij zei heel onnozel: “Ze kwamen daar in de mis mee rond, Pascal!”
NICO : Tante Geertrui vond dat ik het geld aan de pastoor moest teruggeven.
NINA : Maar van mama mocht je alles in je spaarpot steken.
NICO: Voor de rest kan ik me van mijn communie eigenlijk niet veel herinneren.
NINA : Natuurlijk niet. Je was zat.
NICO: Dat was de schuld van mama Pascale.
NINA: Jij steekt de schuld altijd op iemand anders.
NICO : Maar dit keer is het waar. Mama goot de flessen wijn niet helemaal leeg. Ze liet er altijd nog een lekje in. Ik vond dat verspilling en ik heb al die lekjes opgedronken. Het duurde niet lang of ik kon niet meer op mijn benen staan.
NINA : Mama en papa hebben je toen onder een koude douche gestoken.
NICO : Daar herinner ik me niets meer van. Ik werd pas wakker toen iedereen weer naar huis ging. En hoe... Ik lag in mijn bed te soezen toen tante Geertrui me aanviel.
NINA: Ze viel je niet aan. Ze gaf je een kus.
NICO: Bij tante Geertrui is dat hetzelfde. Het was zo’n luide, natte klapzoen. Ik verdronk bijna. En hoofdpijn dat ik had...
NINA : Mama Pascale moest ermee lachen.
NICO: Ja, ze zei: “Nico, je hebt ook nog een kater voor je communie gekregen.”
NINA: En wij hebben heel de zondag gezocht naar dat beest.
NICO : Toen we in de klas over onze communie mochten vertellen, zei ik trots dat ik een kater had gekregen.
NINA: En de juffrouw zei dat je goed voor dat beestje moest zorgen.
NICO: Dat zal wel, als toverheks kon ze die kater natuurlijk goed gebruiken.
NINA: Ik vond het toch een heel leuk feest. Ik tel al af naar onze plechtige communie.
NICO : (Hij steekt het matrozenpakje onderaan in de verkleedkoffer.) Hopelijk koopt tante Geertrui voor mij dan geen nieuw matrozenpakje.
NINA : In onze parochie dragen de jongens een lang, wit paterskleed.
NICO : Scheren ze mijn hoofd dan ook kaal?
(Beiden af.)

PAUZE



Scène 5: Winter
(Nico trekt de slee waarop Nina zit. Nina draagt een sjaal, muts en handschoenen. Nico draagt alleen een T-shirt.)
NICO: Ik ben er moe van. Nu is het jouw beurt om de slee te trekken.
NINA: Ik denk er niet aan. Een slee trekken is mannenwerk.
NICO: Dan wil ik even rusten.
(Tijdens de volgende replieken krijgt Nico het kouder en kouder.)
NINA: Goed, maar niet te lang. Anders krijg ik het koud.
NICO: Als je de slee trekt, dan heb je het stikkend warm.
NINA: Ik heb je toch al gezegd dat een slee trekken mannenwerk is.
NICO: Van al dat werken heb ik honger gekregen. Ik wil wel een koek.
NINA: Ik heb niets bij.
NICO: Hoe, jij hebt niets bij? Voor het eten zorgen is nochtans vrouwenwerk.
NINA: Een koek is geen eten, dat is snoep.
NICO: Jij moet altijd het laatste woord hebben.
NINA: Ik ben nu eenmaal slimmer dan jij.
NICO: Jij bent een seut.
NINA: En jij een lastpost.
NICO: Streverke.
NINA: Stuk verdriet.
NICO: Slijmbal.
NINA: Al wat je zegt, ben je zelf.
NICO: Dat is niet waar.
NINA: Voor één keer heb je gelijk. Want slijmen zien groen en jij bent helemaal blauw. Je lijkt wel een blauwe pinguïn. Heb je het zo koud?
(Indien mogelijk staat Nico onder een blauwe spot.)
NICO: Ja... (Hij bibbert.)
NINA: Waarom heb je je niet warmer aangekleed?
NICO: Ik heb dit T-shirt voor mijn verjaardag gekregen en ik wil dat iedereen het kan zien.
NINA: Ik heb echt medelijden met je.
NICO: Dank je...
NINA: Doodvriezen is volgens mij niet leuk.
NICO: Ik denk het ook niet.
NINA: Maar je hebt geluk...
NICO: Dank je, lieve zus.
NINA: Je voelt er weinig van, want je verliest heel snel snel het bewustzijn.
NICO: Wil jij me niet helpen?
NINA: Natuurlijk...
NICO: Dat vind ik echt tof, Nina.
NINA: Als jij in mijn plaats de schoenen poetst en de vaatwasser uitlaadt.
NICO: Hoelang?
NINA: Een maand!
NICO: Ben je gek?
NINA: Nee... Ik zal mijn goed hart eens tonen, 2 weken dan.
NICO: Goed, maar haast je of het is niet meer nodig.
(Nina doet haar sjaal en muts uit.)
NICO: Je sjaal en je muts? Is dat alles? (Hij doet de kledij aan.)
NINA: Het is beter dan niets, moet je maar denken.
(Nina bekijkt Nico even van dichtbij.)
NICO: Amai, dat doet deugd.
NINA: Mijn zakdoek heb je blijkbaar ook nodig.
(Ze neemt die uit haar zak en wil hem aan Nico geven.)
NICO: Dat hoeft niet.
NINA: Maar je hebt een vuile neus.
NICO: In de winter snuit ik nooit mijn neus. Ik wacht gewoon tot mijn snottebellen bevroren zijn.
NINA: Bah, dat is vies.
NICO: Dat is helemaal niet vies. Integendeel, je zakdoek blijft er proper van.
NINA: Een neus heb je toch om te snuiten!
NICO: Flauwe kul! Een neus heb je om te ruiken en te voelen.
NINA: Dieren voelen met hun neus, mensen toch niet.
NICO: Ik wel! Ik voel altijd met mijn neus hoe koud een ruit is.
NINA: Jij bent getikt, Nico. Wat heb je trouwens aan bevroren snot?
NICO: Dat is heel handig, dan kan je de snottebellen gewoon afbreken.
NINA: En waar blijf je er dan mee?
NICO: Gewoon op de grond... Je mag die snottepiet wel niet te lang tussen je vingers houdt, anders ontdooit hij weer.
NINA: Als ik dit aan papa Pascal vertel, dan zwaait er wat.
NICO: Papa Pascal zou juist heel blij moeten zijn. Op die manier heeft hij minder was.
NINA: In de winter toch...
NICO: In de zomer ook.
NINA: Wat doe je dan in de zomer?
NICO: Dan snuif ik mijn snot op.
NINA: Bah, jij bent gewoonte walgelijk.
NICO: Nietwaar, ik ben juist heel milieubewust, want ik recycleer mijn snottepieten. En onze juf zegt altijd dat ook kinderen zoveel mogelijk moeten recycleren.
NINA: De juf wordt zeer boos op kinderen die hun snot opsnuiven.
NICO: Dat weet ik. In de klas doe ik het dan ook niet.
NINA: Gebruik je daar wel een zakdoek?
NICO: Nee, daar gebruik ik een mouw.
NINA: Je mouw?
NICO: Niet mijn mouw, een mouw. Het liefst van al veeg ik mijn neus af aan de mouw van Cindy.
NINA: Waarom?
NICO: Haar mama gebruikt een wasproduct dat heel goed ruikt.
NINA: Ik ga dit straks allemaal aan papa zeggen.
NICO: Jij zegt lekker niets.
NINA: Toch wel...
NICO: Toch niet...
NINA: Toch wel...
NICO: Als jij dat straks aan papa Pascal vertelt, dan gebruik ik nu je sjaal.
(Hij brengt de sjaal naar zijn neus.)
NINA: Viezerik! Geef mijn sjaal terug.
(Nina trekt aan de sjaal, Nico wil die echter niet teruggeven. Na een kort gevecht...)
NICO: Als ik jouw sjaal moet teruggeven, dan poets ik geen schoenen en dan laad ik de vaatwasser niet uit.
NINA: Beloofd is beloofd.
NICO: En gegeven is gegeven...
NINA: De 2 Pascallen zeggen altijd dat iedereen zijn eigen spullen moet houden.
NICO: Zonder sjaal krijg ik het weer koud en dan ga ik misschien wel dood.
NINA: Zo snel ga je niet dood.
NICO; Daarstraks heb je zelf gezegd dat ik zou kunnen doodvriezen.
NINA: Dat was maar een grapje.
NICO: Hahaha, hoe grappig! Onze juf heeft toch verteld dat er in de winter meer mensen sterven dan in de zomer.
NINA: Voor één keer heb je gelijk.
NICO: Opa is ook in de winter gestorven.
NINA: Opa deed altijd leuke spelletjes met ons.
NICO: Ik mocht altijd paardje rijden op zijn knie.
NINA: En hij kon zo mooi vertellen...
NICO: Veel mooier dan de 2 Pascallen.
NINA: En als we weenden, dan hield hij ons handje vast.
NICO: Zou hij nog aan ons denken?
NINA: Ik denk niet dat dode mensen kunnen denken.
NICO: Als ik aan hem denk, dan zie ik hem altijd lachen.
NINA: Dat is gek. Ik ook!
NICO: Zou hij ons nog kunnen zien?
NINA: Toen ik hem het laatst zag, waren zijn ogen dicht.
NICO: Zouden wij hem kunnen zien?
NINA: Ik weet het niet.
NICO: Ik kijk graag naar de wolken.
NINA: Ik ook… en naar de sterren.
NICO: Ik ook.
NINA: Opa was ook een ster.
NICO: Ja… onze ster…
NINA: We kunnen misschien beter over opa zwijgen.
NICO: Je hebt gelijk. Straks is de winter voorbij.

Scène 6 : Grote schoonmaak
(Tijdens de volgende replieken doen ze hun winterkleren uit.)
NINA: (Tot het publiek) En wat komt er na de winter? (Na de nodige reacties) De lente, dat is juist.
NICO: En wat gebeurt er in de lente?
NICO en NINA: (Vol afgrijzen) De grote schoonmaak! Bah!
NINA: Soms krijgen de 2 Pascallen van die aanvallen. Dan kuisen ze heel het huis.
NICO: Ik haat de grote schoonmaak.
NINA: Ik ook.
NICO: Telkens als ik aan de grote schoonmaak denk, dan zie ik het niet meer zitten.
NINA: Misschien stellen ze de grote schoonmaak wel uit tot volgend jaar.
NICO: Laat ons hopen! Vorige keer waren we er ook bijna aan ontsnapt.
NINA: Uiteindelijk hebben de 2 Pascallen dan moeten schilderen en behangen door onze schuld.
NICO: Onze schuld? Het was hun eigen schuld, ja.
NINA: Het zat zo... De 2 Pascallen gingen naar de winkel om verf en behangselpapier te kiezen.
NICO: En wij mochten even alleen thuis blijven.
NINA: We wisten niet dadelijk wat we moesten spelen. Maar plots kreeg Nico een idee...
NICO: Idee...
(Nico gaat naar Nina en fluistert iets in haar oor. Ze nemen krijt en beginnen op de vloer en eventueel muren te tekenen.)
NINA: We konden rustig op de muren en de grond tekenen.
NICO: Alles werd toch vernieuwd.
NINA: Tot de 2 Pascallen thuiskwamen...
NICO: (Bootst Pascal na.) Goed nieuws, Nico en Nina...
NINA: (Bootst Pascale na) We wachten nog een jaartje met schilderen en behangen.
NICO: Toen keken ze even rond.
NINA: Hun mond viel open van verbazing.
(Nico en Nina kijken met open mond rond.)
NICO: Ze kregen hem niet meer dicht.
(Nico doet de mond van Nina dicht en Nina sluit die van Nico.)
NINA: Wij moesten onze spaarpot opendoen...
NICO: ...en een flinke som bijleggen.
NINA: En we moesten ook meehelpen.
NICO: Eigenlijk was dat best plezant.
NINA: Gewoonlijk sturen de Pascallen ons naar tante Geertrui als er geschilderd en behangen wordt.
(Ze duiken weer in de verkleedkoffer.)
NICO: En tante Geertrui is nog vreselijker dan ze eruit ziet.
NINA: Ze heeft een grote pukkel op haar kaak. (Zij schildert die op het gezicht van Nico.)
NICO: En daar groeien zo van die lange, zwarte haren in.
NINA: Die steken verschrikkelijk als je haar moet kussen.
NICO: En kussen moet je tante Geertrui. Ik probeer haar steeds een hand te geven, maar dan trekt ze zo hard aan je arm dat je haar wel moet kussen.
NINA: Pascal kust haar ook niet graag. Hij zegt elke keer tegen Pascale...
NICO: Als ik dat mens nu nog eens moet kussen, dan wil ik haar eerst scheren.
NINA: Zoals de rozen en de cactussen.
NICO: Tante Geertrui is ook zeer gierig.
NINA: Ze kijkt altijd boven haar brilglazen, anders verslijten die teveel.
(Ze zet een brilletje op en demonstreert.)
NICO: De ene dag loopt ze op de tippen van haar tenen en de andere dag op haar hielen.
(Hij demonstreert.)
NINA: Dan verslijten haar schoenen van voor en van achter evenveel.
NICO: (Tot het publiek) Wie van jullie zou er graag bij tante Geertrui logeren?
NINA: Ik zie het al: veel kandidaten zijn er niet. Wij hebben geen keuze: wij moeten wel.
NICO: Ik heb een idee. We verstoppen ons, de Pascallen vinden ons niet en wij moeten niet naar tante Geertrui.
NINA: Een schitterend voorstel! Dat is verstoppertje spelen, maar dan in ‘t echt.
(Nico en Nina af. Nico komt snel weer op.)
NICO: Ik vind geen goede plaats om me te verstoppen. Niiinaaa! Niiinaaa! Geen antwoord... Wat moet ik nu doen? Ik weet het: ik verstop me achter de brommer van Pascale. (Hij probeert even uit.) Nee, daar gaat ze waarschijnlijk eerst kijken. Ik heb het. (Hij verstopt zich onder zijn trui.) Zien jullie mij nog? (Na reactie van het publiek draait hij zich om.) En zien jullie mij nu nog? (Na weer een reactie van het publiek) Hoe ja? Ik zie jullie toch niet. Ik kan me misschien beter in de tuin tussen de standbeelden gaan verstoppen. (Hij staat even onbeweeglijk.) Misschien val ik dan niet op tussen al die beelden van Pascal. Was ik maar een spin! Dan maakte ik een spinnenweb, helemaal van boven op de zolder. Dan kreeg niemand mij te pakken. (Pascale roept Nico en Nina vanuit de coulissen.) Nu moet ik maken dat ik weg ben of ze brengen mij naar het asiel van tante Geertrui.
(Nico af en Pascale op.)
PASCALE: Niiicooo! Niiinaaa! Ze zijn er ook nooit als je hen nodig hebt. Ze worden al wat groter. Daarom had ik gedacht dat de tweeling misschien kon helpen met schilderen en behangen. Toen ze nog kleiner waren, brachten we hen altijd naar tante Geertrui. Ze keken daar al weken op voorhand naar uit. Nico en Nina zijn verzot op tante Geertrui en hun tante is verzot op hen.
(Pascal op. Hij heeft een behangerstafel bij. Tijdens de volgende replieken probeert hij die recht te zetten. Hij knoeit er echter duchtig op los.)
PASCALE: Ben je er eindelijk? Ik dacht dat ik weer alles alleen moest doen, zoals gewoonlijk.
PASCAL: Je laat mij wel met alles alleen sleuren.
PASCALE: Wat voel ik me schuldig! Meneer heeft de behangerstafel uit de kelder moeten halen en tot hier dragen. En hoeveel weegt zo’n behangerstafel? Ongeveer evenveel als een pakje boter! Mannen!!! En dat noemt zich het sterke geslacht.
(Pascal zit inmiddels tussen de behangerstafel geklemd.)
PASCAL: Help! Ik zit vast.
PASCALE: (Terwijl ze hem bevrijdt.) Kan jij dan niets?
PASCAL: Ik kan ruiten wassen zonder strepen en hemden strijken zonder valse plooien.
En jij kan dat niet!
PASCALE: Het is al goed. We kunnen de strijdbijl beter begraven.
PASCAL: Voor één keer heb je gelijk.
PASCALE: En onze krachten sparen...
PASCAL: Want we zullen al onze energie nodig hebben...
PASCALE: Om weer ruzie te maken als we samen aan het behangen zijn.
PASCAL: Ik zoek nooit ruzie. Jij begint altijd.
PASCALE: Dat komt door mijn temperament. En mijn temperament vertelt me dat we er nu moeten invliegen. Vooruit, Pascal, jij papt het behangselpapier in! Ik zal het er wel tegen kleven.
(Pascal rolt het papier open en wil inpappen, maar het papier rolt zich weer op. Ondertussen klimt Pascale op de ladder.)
PASCALE: Sta daar zo niet te sukkelen. Rol het papier een stukje af en leg er een zwaar voorwerp op, dan kan die rol niet meer weg.
PASCAL: Dat is een goed idee.
(Hij legt de meter - of een ander voorwerp - erop. Hij begint de verkeerde kant in te pappen.)
PASCAL: Nu gaat het goed. Ik heb dat wel meer... In het begin wat sukkelen, maar eens ik er de pak van weg heb, dan ben ik niet meer te stoppen. Ziezo, klaar is kees.
(Hij geeft de pand aan.)
PASCALE: Kees is helemaal niet klaar. Kijk wat je gedaan hebt: je hebt de verkeerde kant ingepapt.
PASCAL: Had dan iets gezegd!
PASCALE: Ik dacht nu wel dat je zo slim zou zijn. Ik zie het al. Zo komt er niets van. We zullen van taak verwisselen. Ik pap in en jij plakt het papier tegen de muur.
PASCAL: We hadden dat beter van in het begin gedaan. Maar ja, jij houdt de gemakkelijkste jobkes natuurlijk het liefst voor jezelf. Dan kan je tegen mij zagen dat ik er niets van terechtbreng. (Hij staat inmiddels op de eerste sport van de ladder.)
PASCALE: Als je daar blijft staan, dan gaat er niet veel van in huis komen.
PASCAL: Ik kan niet hoger klimmen.
PASCALE: Waarom niet?
PASCAL: Jij weet maar al te goed dat ik hoogtevrees heb.
PASCALE: Maar hoe ga je dat papier daarboven dan kleven?
PASCAL: Jij moet de ladder stevig vasthouden.
PASCALE: Vooruit dan maar...
(Pascale geeft de pand aan en houdt de ladder vast. Ze kijkt niet naar wat Pascal doet. Die kleeft het papier ondersteboven.)
PASCAL: Ziezo, klaar is kees. Als jij je er niet mee moeit, dan gaat alles vanzelf.
PASCALE: Wat heb je nu gedaan, kluns? Je hebt het behangselpapier ondersteboven geplakt.
PASCAL: Ik ben het beu. Ik doe niet meer mee. Als je dan toch alles beter weet, dan behang je maar alleen voort. Ik ga naar tante Geertrui. (Af)
PASCALE: Zo is hij nu eenmaal. Als het moeite kost, dan doet meneer Pascal niet meer mee. Zijn handen staan zo (het gekende gebaar). Ik hoop dat hij echt naar tante Geertrui gaat, dan loopt hij tenminste niet in mijn weg. Nu moet je eens zien hoeveel rommel hij hier op korte tijd gemaakt heeft. Hij is nog erger dan de kinderen. (Hij zet de grote stukken uit de weg.) Over kinderen gesproken... Nico en Nina moeten naar bed. (Terwijl zij de scène verlaat) Niiccoo! Niinaa! Bedtijd!

Scène 7 : Slaapscène
(Nico in nachtkledij op. Hij legt 2 luchtmatrassen centraal op de scène. Gedempt licht. Hij schijnt met een zaklamp in de zaal.)
NICO: Ik zal Nina eens flink laten schrikken. Mama Pascale heeft ons dat ook eens gelapt. Wij waren op het bed aan het springen en probeerden zo het plafond te raken. Dat was heel plezant, tot het bed plots niet meer wou meespelen. Het zei krak. Mama Pascale stormde razend kwaad onze kamer binnen. Ik had haar nog nooit zo kwaad gezien. Maar dat was nog niet het ergste. Pascale zag er angstaanjagend uit. Ze droeg een lelijke kamerjas en een belachelijk haarnetje. Het leek wel een heks. (Gestommel) Ik hoor iets. Dat zal Nina zijn. Me vlug verstoppen! (Nico verstopt zich, maar Nina komt aan de andere kant op. Ze laat haar broer schrikken.)
NICO: Ben je nu helemaal zot geworden? Ik schrok me een ongeluk.
NINA: Wat stond jij daar te doen?
NICO: Ik... euh...
NINA: Wou jij MIJ soms laten schrikken?
NICO: Nee...
NINA: (Tot het publiek) Wou Nico me laten schrikken? (Na reactie) Zozo, en nog liegen ook. Wacht maar tot ik je te pakken krijg.
(Ze lopen over de scène. Na een tijdje...)
NINA: (Terwijl ze 2 vingers omhoogsteekt) Twee... Ik geef me over. Ik kan niet meer.
NICO: Ik ook niet.
NINA: Heb jij zin om te slapen?
NICO : Nee, en jij?
NINA : Ik ook niet.
NICO: Dat is het probleem met ouders. Zij sturen hun kinderen vroeg naar bed, dan kunnen zij feestjes houden.
NINA : Ze eten chips en drinken cola...
NICO: ...of pintjes.
NINA : Wij zien dat, als we ‘s nachts opstaan.
NICO : En de Pascallen al slapen.
NINA: Dan eten we de overschotjes op.
NICO: En kijken we televisie.
NINA: De programma’s voor de grote mensen zijn spannender dan de programma’s voor kinderen.
NICO : Ik zie graag films waarin de mannen en de vrouwen geen kleren dragen.
NINA : Ik zie graag een film waarin gekust wordt.
NICO : Dat zijn geen echte kussen, dat zijn filmkussen. Geef mij maar een actiefilm.
(Hij neemt zijn hoofdkussen en werpt zich op Nina. Zij verweert zich. Er volgt een kussengevecht. Dit mag met flink wat lawaai gepaard gaan.)
NINA : Stop, ik moet naar het toilet.
NICO : Dan ben je wel verloren.
NINA : Vergeet het. Wacht maar tot ik terug ben.
NICO : Ga dan...
(Nina verlaat de scène.)
NICO : Als Nina terugkomt, dan geef ik haar de genadeslag. Met een tweelingbroer zou een kussengevecht nog veel plezanter zijn. Maar eigenlijk valt ons Nina wel mee. Ze is het tofste schijterke en seuteke dat ik ken. Buiten Saskia natuurlijk... Dat is waar ook, ik heb op school een stuk chocolade gevonden. (Hij neemt de reep en opent ze.) Nu ja, gevonden, een klein beetje afgepakt van Jerry. Maar het was zijn eigen schuld, hij had maar niet naar Saskia moeten knipogen. Zou Saskia nu ook aan mij denken? (Hij neemt een blokje chocolade.) Ze denkt aan mij. (Volgende blokje) Ze denkt niet aan mij. (Volgende blokje) Ze denkt aan mij. (Volgende blokje) Ze denkt niet aan mij. (Hij hoort iets.) Dat zal Nina zijn, snel mijn chocolade opeten, anders wil ze weer een stuk. (Hij wil de 2 blokjes breken, maar beseft dan dat dat niet goed uitkomt. Daarom steekt hij ze allebei tesamen in zijn mond.) Ze denkt aan mij, heb ik even geluk. (Hij neemt zijn kussen. Pascale op. Zij draagt een lange kamerjas en een haarnetje. Het publiek zou haar moeten herkennen, Nico niet. Een mysterieuze belichting helpt zeker. Nico laat Pascale passeren en valt haar dan in de rug aan.)
NICO : Verrassing! (Hij vliegt op Pascale en begint te meppen.) Dat had je niet verwacht, he. Je mag je natuurlijk altijd overgeven.
PASCALE : Over mijn lijk! (Ze neemt ook een hoofdkussen op en mept flink terug. Na een kort maar krachtig gevecht...)
NICO : Amai... ik kan niet meer. (Hij laat zich op de luchtmatras vallen en rolt op zijn zij.)
PASCALE : Ik ook niet. (Zij gaat op de andere luchtmatras liggen, maar wel zo dat ze rug aan rug liggen.)
NICO : Ik moet wel zeggen dat je heel wat sterker bent geworden sinds je naar het toilet geweest bent. Heeft een van de Pascallen je gezien?
PASCALE : Nee...
NICO : Papa Pascal zal weer in de zetel zitten te slapen en mama Pascale sleutelt waarschijnlijk weer aan haar brommer.
PASCALE : Mama mag toch ook een verzetje hebben?
NICO: Ze denkt alleen aan haar brommer en aan tanden poetsen. Als je elke keer je tanden moet poetsen als mama Pascale dat zegt, dan zijn ze tegen je plechtige communie afgesleten tot op het tandvlees. Ik had liever haar op mijn tanden gehad. Je tanden kammen gaat volgens mij heel wat sneller dan ze poetsen. Nina, slaap jij al?
PASCALE : Nee...
NICO : Je bent zo stil...
PASCALE : Ik denk na.
NICO : Hou dat maar voor op school.
PASCALE : Dus eigenlijk poets jij je tanden bijna nooit?
NICO : Bijna nooit? Gewoonweg nooit...
PASCALE : Hoe zorg je ervoor dat mama niets merkt?
NICO : Ik maak mijn tandenborstel nat en knijp wat tandpasta in het toilet. Slim, he?
PASCALE : Heel slim... Maar niet slim genoeg, kereltje! (Ze pakt hem vast. Nu merkt Nico dat hij naast zijn moeder ligt.)
NICO : Pascale? Wat een verrassing...
PASCALE : Zeg dat wel! Zozo, jij poetst je tanden nooit.
NICO : Dat was maar om te lachen.
PASCALE : Hoor of zie je mij lachen?
NICO : Nee...
PASCALE : Naar de badkamer jij... En je gaat je tanden poetsen tot ze blinken. Vooruit, ik wil me er in kunnen spiegelen. (Ze neemt hem mee af. Pascale doet de kamerjas uit en zet het haarnetje af. Met andere woorden... ze is weer Nina.)
NINA : Nico, waar ben je? Nico? (Verveeld) Heb je je weer verstopt? Kom maar tevoorschijn. (Kwaad) Nico! Ik hou niet van dit soort spelletjes. (Steeds stiller) Nico... Nico... Nico... Ik ben bang... zo alleen in het donker. Alles lijkt te bewegen. Mensen zijn niet gemaakt om in het donker te leven. Anders hadden ze ons katogen gegeven. (Pascal sluipt op. Hij draagt een pijama met lange broek, een sjaal en een slaapmuts. Hij gaat naast Nina op de luchtmatras liggen.) Ik ben ook bang van water. Het loopt in je oren en in je neus. Het prikt in je ogen. Waarom moeten wij trouwens leren zwemmen? Vissen leren toch ook niet autorijden? (Pascal op) Eindelijk, je bent terug. Niet dat ik bang was, maar waar zat je? (Zij trekt aan zijn schouder.) Toe, Nico, zeg nu iets. (Ze schijnt met haar zaklamp. Op dat moment draait papa zich om. Hij gromt.) Pascal, dit is niet grappig. Welke papa bezorgt er zijn kinderen nu nachtmerries? (Ze begint hem met een kussen te slaan.)
PASCAL : Het is ook niet normaal dat een dochter haar vader afranselt.
NINA : Geef je dan over.
PASCAL : Wat kost me dat?
NINA : Jij ruimt twee weken mijn kamer op, bed opmaken inbegrepen.
PASCAL : Eén week...
NINA : (Ze blijft kloppen.) Twee weken!
PASCAL : Goed dan, anderhalve week...
NINA : Pascal, waar is Nico?
PASCAL : Hij had het met mama Pascale aan de stok. Ik hoorde iets over tanden poetsen. Hij zal zo wel terug zijn. En dan moeten jullie echt gaan slapen of er zwaait wat. We hoorden jullie tot in de woonkamer lawaai maken. We moesten de teevee zelfs luider zetten.
NINA : We zullen zo stil mogelijk zijn, Pascal.
PASCAL : Het is u geraden, want anders komt mama Pascale naar boven. Slaapwel, Nina.
NINA : Slaapwel, Pascal! (Pascal af) Nu ben ik weer alleen. Als ik alleen ben, dan moet ik altijd denken aan die keer dat ik mee op kamp ging. Mensen, wat heb ik me toen eenzaam gevoeld. Ik had me door een vriendin en door mama laten overhalen. Het liep al van in het begin fout. De andere kinderen pestten mij en de leidsters lieten hen maar doen. Ook mijn vriendin keek niet meer naar mij om. Elke avond huilde ik me stilletjes in slaap. Na een paar dagen werd ik ook nog ziek. Ik vroeg of ik een van de 2 Pascallen mocht bellen, dan konden zij mij komen halen, maar dat mocht niet. Ik was zo blij dat die tien dagen voorbij waren. Ik ben nooit meer op kamp geweest. (Gestommel) Ik hoor iets. Ik zal me maar stilhouden, want het is misschien een van de Pascallen. (Ze doet alsof ze slaapt en Nico op.)
NICO : Nina, slaap jij al?
NINA : Nee, maar we moesten stil zijn van papa Pascal, anders komt mama Pascale naar boven.
NICO : Dat belooft niet veel goeds.
NINA : Dat heeft papa ook gezegd.
NICO : Ik heb liever dat er een babysit komt.
NINA : Dat is inderdaad plezant. Dan mag bijna alles.
NICO : Als je zegt dat je naar het toilet moet, dan mag je zelfs uit je bed komen.
NINA : Of je zegt dat je een kriebelhoest hebt en iets wil drinken.
NICO : Weet je nog toen er eens een jongen kwam babysitten?
NINA : Ja, stel je voor een jongen die komt babysitten...
NICO : Nu ja, een jongen...
NINA : Toen hij binnenkwam, was het nog een jongen...
NICO : Maar toen hij buitenging, was het een knappe griet.
NINA : We hadden hem mooi geschminkt.
NICO : Ook die lippenstifst stond hem goed.
NINA : En de japon van mama Pascale zal als gegoten.
NICO : Het was zijn eigen schuld.
NINA : Hij had maar niet in slaap moeten vallen...
NICO : ...voor wij sliepen.
NINA : We hebben hem nooit meer teruggezien.
NICO : Eigenlijk hebben wij geen babysit nodig.
NINA : Wij kunnen best alleen thuis blijven.
NICO : Maar ja, ouders zijn toch zo’n ongerust wezens.
NINA : Je kan ze niet eens drie dagen alleen laten of ze worden al ongerust.
NICO : Wat gaat dat worden als we een jaar of achttien zijn?
NINA : (Ze geeuwt.) Ik wil gaan slapen.
NICO : Ik ben nog niet moe. Laat ons nog een spelletje spelen.
NINA : Nee, je weet wat Pascale gezegd heeft.
NICO : Als we gewoon praten, dan kan zij ons niet horen.
NINA : Nee, ik ben echt moe.
NICO : Je bent nooit te moe om waarheid, durven of doen te spelen. Ik wed dat je nooit in je blootje op de straat durft te lopen.
NINA : Natuurlijk durf ik dat. (Weer gegeeuw)
NICO : Doe het dan! (Hij trekt aan haar arm.)
NINA : Laat me gerust.
NICO : Wedden dat ik je toch in beweging krijg...
(Nico laat haar luchtmatras af.)
NINA : Nu ben ik het beu. Ik ga bij de 2 Pascallen slapen. (Af)
NICO : Seut! Schijterke! Ik moet snel iets bedenken om de schuld op Nina te kunnen steken, want zo dadelijk staat mama Pascale hier. Ik kan natuurlijk altijd doen alsof ik slaap. Ze moest er maar eens intrappen. En als dat niet pakt, dan zeg ik dat Nina... euh... me gekrabd heeft. Of nee... ze heeft me gebeten. Dat is nog veel erger. Ik moet natuurlijk wel voor de nodige sporen zorgen. (Hij bijt kort maar krachtig in zijn arm.) Au! (Hij trekt een vies gezicht.) Ik ben blij dat ik geen menseneter ben, want echt lekker vind ik mezelf niet. (Gestommel) Ik hoor iets. (Hij gaat liggen en begint te snurken.)
(Pascale op)
PASCALE : (Mag kwaad klinken) Nico, waar zit je? Je moet niet doen alsof je slaapt.
(Nico komt voorzichtig piepen.) Aha, daar ben je! (Zij grijpt hem vast en schudt hem door elkaar.) Ongelooflijk! Onvoorstelbaar! Dat had ik nooit verwacht.
NICO : Maar Nina heeft me gebeten.
PASCALE : Ik heb nu geen tijd om me met flauwe kul bezig te houden. Geloof het of niet, maar mijn motorfiets is gemaakt.
NICO : Is dat alles?
PASCALE : Dat is toch belangrijk nieuws. Weet je wat er nu uiteindelijk aan scheelde?
NICO : Nee...
PASCALE : Ik had er eigenlijk nog nooit benzine in gedaan. Vooruit, we gaan naar beneden en we bouwen een feestje.
NICO : Maar ik ben moe, ik wil slapen.
PASCALE : Slaap later maar, als je gepensioneerd bent.
NICO : Goed dan... (Wil afgaan)
PASCALE : Willen jullie graag meefeesten? (Even reactie publiek afwachten) Bouw dan zelf een feestje!
NICO : (Komt nog even terug) Nu hebben jullie zelf gezien dat je met zo’n ouders niets kan aanvangen.


EINDE!!!