Deel 1 van RASPOETIN, toneel thriller voor jongeren, door Guy Didelez en Luc Schoonjans

IN HET HAMBURGERRESTAURANT ZIT DE OUDE BRAM AAN EEN TAFELTJE. OP HET MOMENT DAT HIJ VAN ZIJN HAMBURGER EEN HAP NEEMT, KOMT DE OUDE SOFIE HET HAMBURGERRESTAU-RANT BINNEN. ZIJ LOOPT VOORBIJ ZIJN TAFELTJE ZONDER HEM OP TE MERKEN, MAAR BRAM ZELF HEEFT HAAR WEL HERKEND.

DE OUDE BRAM:
Sofie!

DE OUDE SOFIE:
Pardon. Wie... (DAN HERKENT ZE HEM) 't Is niet waar hé! Bram!

DE OUDE BRAM:
Sofie, hoe lang is dat niet geleden?

DE OUDE SOFIE:
Bram, jong! Ben jij veranderd!

DE OUDE BRAM:
Ja, we zijn er ondertussen niet jonger op geworden...

DE OUDE SOFIE:
Maar hoe lang is dat al geleden! Dat is... Goh, ik kan het niet meer tellen! Zo lang!

DE OUDE BRAM:
Zeg, zet je er even bij!

DE OUDE SOFIE
GAAT HOOFDSCHUDDEND ZITTEN.
Dat we elkaar hiér nu terug moeten ontmoeten! Hiér, waar alles begonnen is. Kom jij hier dikwijls?

DE OUDE BRAM:
Neen, ik woon een heel eind uit de buurt. 't Was louter toevallig.

DE OUDE SOFIE
Bij mij ook! Ik was gaan winkelen in de stad, en ik kreeg honger! Ik dacht: waarom eens geen hamburger in ons vroeger vergaderlokaal!

DE OUDE BRAM:
Vergaderlokaal! Zeg dat wel! Hoeveel uren wij hier niet doorgebracht hebben!

DE OUDE SOFIE:
Samen met Bert! Zeg, heb je daar nog iets van gehoord?

DE OUDE BRAM:
Jaaaaaren geleden! 't Laatste wat ik gehoord heb, is dat hij voor boekhouder gaan studeren is!

DE OUDE SOFIE:
Boekhouder! Dat is echt iets voor hem... Als het maar iets is waar weinig fantasie bij te pas komt!
ZE KIJKT NADENKEND VOOR ZICH UIT. OP DAT OGENBLIK ZIET ZE DE OUDE BERT, DE HAMBURGERTENT BINNENKOMEN. HIJ STAPT HEN VOORBIJ ZONDER HEN OP TE MERKEN. SOFIE SCHRIKT:
Maar... Maar... Kijk daar!

DE OUDE BRAM
Dat kan nu niet meer hé!
ROEPT
Bert!

DE OUDE BERT
SCHRIKT OP ZIJN BEURT!
't Is niet waar hé. Bram! Sofie! En samen! Dat jullie dan toch nog een koppel geworden zijn!

DE OUDE BRAM
KIJKT GEGENEERD NAAR SOFIE
Euh... 't is te zeggen... Euh...

DE OUDE BERT:
HOORT HET NIET EENS. LACHEND TOT SOFIE:
Ik dacht altijd dat je voor Peter zou kiezen!

DE OUDE SOFIE
Neenee, Bram en ik, wij horen niet samen. 't Is louter toevallig dat wij elkaar hier tegen het lijf gelopen zijn.

DE OUDE BERT:
Dat meen je niet!

DE OUDE SOFIE:
Toch!
ZICHTBAAR NOG ALTIJD DE KLUTS KWIJT!
Dat is gewoon ongelooflijk! Jaren en jaren horen en zien we niks meer van elkaar en dan komen we elkaar alle drie ineens tegen! En dan nog hier! Op de plaats waar we zo dikwijls gezeten hebben!

DE OUDE BERT:
Ja, mij had je hier al wel eerder tegen het lijf kunnen lopen. Ik ben hier een vaste klant. Elke dag mijn hamburger!

DE OUDE BRAM:
Hamburger? Cheeseburger zul je bedoelen?

DE OUDE BERT:
Die tijd is voorbij! De cholesterol hé! Wat wil je! De dokter heeft gezegd dat ik het maar wat rustiger aan moet doen! Wat meer beweging en wat minder vettig eten!

DE OUDE BRAM:
Zo zie je dat we toch nog gelijk krijgen hé!

DE OUDE SOFIE:
Hoe is dat nu toch mogelijk! Alle drie! En hier! 't Is precies alsof het zo heeft moeten zijn, alsof...




DE OUDE BERT:
ONDERBREEKT GEIRRITEERD:
Zeg, begin niet hé! We zijn nog geen twee minuten samen en je bent al net als vroeger bezig... Die affaire met Peter! SPREEKT GEZWOLLEN OM HUN VISIE OP DIE MANIER WAT BELACHELIJK TE MAKEN Dat had toen volgens jullie ook alleen maar te maken met duistere en onverklaarbare krachten...

DE OUDE SOFIE:
Toen? Nu ook nog! Ik heb heel mijn leven het gevoel blijven houden dat er iets niet klopte!

DE OUDE BRAM:
Ik ook!

DE OUDE BERT:
't Is niet waar hé! Dat we oude koeien uit de sloot halen tot daar toe, maar dat het spookbeesten zijn, kan er bij mij nog altijd niet in!

DE OUDE SOFIE:
En toch heb ik het altijd eigenaardig gevonden! Het eerste moment al toen Peter onze klas binnenkwam, heb ik gevoeld dat er iets niet pluis was...

DE OUDE BRAM:
Ja, ik zie het ook nog altijd zo voor mijn ogen!

DE OUDE BERT:
ZUCHT GEIRRITEERD:
Doen jullie maar rustig verder met die spookkoeien! Laat je door mij vooral niet storen! Ik ga eerst bestellen!

HIJ STAAT OP EN STAPT WEG. SOFIE ROEPT HEM NA.

DE OUDE SOFIE:
Breng voor mij dan ook ineens maar een hamburger en een milkshake mee!

DE OUDE BERT:
SPOTTEND
Eén hamburger en één milkshake? Je gaat je toch niet overeten hé.

HIJ DRAAIT ZICH LACHEND OM EN STAPT WEG OM HET GEVRAAGDE TE HALEN. DE OUDE BRAM KIJKT HEM GLIMLACHEND EN HOOFDSCHUDDEND NA.

DE OUDE BRAM:
Hij is nog altijd niks veranderd! Ik bedoel qua karakter: nog juist dezelfde!

DE OUDE SOFIE:
Dat is dan zoals jij... Weet je... Als je hier zo tegenover mij zit hé dan zie ik je in mijn verbeelding nog altijd in de klas zitten! Ik zie je in de klas zitten en ik zie Peter binnenkomen! De nieuwe leerling! Hij liep achter de rug van de studiemeester.

DE OUDE BRAM:
En ik hoor het de studiemeester nog zeggen: IMITEERT: Dit is Peter Beeckmans. Hij komt uit een naburig dorpje, maar is nu naar hier verhuisd. Ik hoop dat hij spoedig in de klas geïntegreerd zal worden...
Maar Peter deed niet veel moeite om geïntegreerd te raken. Integendeel. Hij ging helemaal achteraan in de klas zitten.

DE OUDE SOFIE:
En toen we tijdens de pauze met hem wilden kennismaken, vertikte hij het om ook maar één woord te zeggen.

DE OUDE BRAM:
Meer nog: hij draaide ons gewoon de rug toe en liep weg.

DE OUDE SOFIE:
Ik wvond hem heel onbeschoft. Maar ja, toen wisten we nog niet wat er aan de hand was. Dat zou ons pas het volgende lesuur duidelijk worden.

BRAM:
Dat lesuur hadden we Nederlands. Van de Bokser...

LICHT FADE OUT IN HAMBURGERRESTAURANT, FADE IN OP KLAS. DE JONGE BRAM EN DE JONGE SOFIE ZITTEN NAAST ELKAAR. ACHTER HEN ZIT DE JONGE BERT. DE JONGE UITVOERINGEN ZIJN OP DE EEN OF ANDERE MANIER WAT IDENTIEK AAN DE OUDERE. EEN ZELFDE HAARSNIT, EEN IDENTIEKE BROEK OF ZO... ACHTER DE DRIE VRIENDEN, OP DE LAATSTE BANK ZIT PETER. HIJ MOET VOORAL EEN TIKJE BIZAR OVERKOMEN. DE BOKSER (=MENEER BOOSTINGS) KOMT DE KLAS BINNEN. EVENTUEEL KAN DIT EEN DUBBELROL VOOR DE OUDE BERT ZIJN. HIJ GAAT VOOR HET BORD STAAN.

BOKSER:
Zo, we zullen er eens flink tegenaan gaan, vandaag!
MERKT PETER OP.
Ola! Zie ik daar een nieuwe aanwinst? Nu ja, aanwinst? Dat zal nog moeten blijken. Hoe is je naam, ventje?
PETER GEEFT GEEN ANTWOORD.
Je naam!
PETER MOMPELT STIL EN ONVERSTAANBAAR.
Sorry, maar ik heb niet zulke grote oren als jij. Ik versta je niet.
PETER MOMPELT WEER IETS.
En sta op als je tegen je leerkracht Nederlands praat!

PETER STAAT EVEN OP, MOMPELT STIL EN ONVERSTAANBAAR, EN GAAT DAN VLUG WEER ZITTEN.

BOKSER:
Blijven rechtstaan!

PETER GAAT NAAST ZIJN BANK STAAN.

BOKSER:
En als je die schuurpoort van je opendoet, wil ik niet alleen tocht voelen. Hebben ze je op je vorige school nooit leren ar-ti-cu-le-ren? Ik zeg altijd: apen stoten klanken uit, mensen articuleren. HIJ WACHT EVEN. PETER REAGEERT NIET. Verstaan?

PETER KNIKT.

BOKSER:
Wel, ik luister...

PETER:
STOTTEREND:
Pee... Pee... Peter B... Bee... Beeckmans.

BOKSER:
PETER BELACHELIJK MAKEND:
Ha! Pepeter Bebeeckmans! Had dat dan toch meteen gezegd, jongen! Ik ben mijnheer Boostings en ik geef NeeNee... jaja, Nederlands!
LACHT UITBUNDIG OM ZIJN EIGEN GRAP.
Prettige kennismaking.
GAAT ZONDER ONDERBREKING VERDER.
Okee, neem jullie handboek op bladzijde tweeënvijftig. Begrijpend lezen. Pepeter Bebeeckmans, je hebt in je vorige school toch leren lezen, hoop ik?

LICHT FADE OUT. ALLE SPELERS VERLATEN HET KLASLOKAAL. LICHT FADE IN OP HET HAMBURGERRESTAURANT WAAR DE OUDE SOFIE EN DE OUDE BRAM NOG AAN HET TAFELTJE ZITTEN.

DE OUDE SOFIE:
En ze moesten allemaal lachen. De hele klas!

DE OUDE BRAM:
Ik begrijp nog altijd niet waarom. De grapjes van de Bosker waren nooit grappig. Ze waren altijd ten koste van iemand.

DE OUDE SOFIE:
De meesten lachen alleen maar omdat ze schrik hadden van anders zelf uitgelachen te worden. Ze wilden goed staan met onze leraar Nederlands.

DE OUDE BRAM:
De mouwvegers!
VEEGT ZIJN MOND SCHOON AAN ZIJN MOUW.
STAAT DAN OP EN WANDELT TOT IN HET KLASLOKAAL. BEGINT ER ROND TE LOPEN. DE OUDE SOFIE LOOPT ACHTER HEM AAN. HET IS ALSOF ZE IN HUN HERINNERINGEN OPNIEUW IN HET KLASLOKAAL ZIJN. LICHT FADE OUT IN RESTAURANT.

DE OUDE BRAM:
VOL NOSTALGIE TERUGDENKEND AAN HET VERLEDEN...
Die klas... Weet je 't nog Sofie? Hier zaten wij. Héél dicht bij elkaar!

HIJ KIJKT HAAR VERTEDERD AAN. ZIJ VERANDERT SNEL VAN ONDERWERP.

DE OUDE SOFIE.
WIJST NAAR DE BANK ACHTERAAN. En hier zat Peter! De nieuwe! Hier moest hij hardop voorlezen.

DE OUDE BRAM STAAT INMIDDELS VOORAAN IN DE KLAS.

DE OUDE BRAM:
En hier moest hij voor het bord komen, want de Bokser liet geen gelegenheid onbenut om met zijn spraakgebrek te spotten.

DE OUDE SOFIE:
Maar vreemd genoeg schenen die spotternijen geen vat op Peter te hebben. Alle kwetsende opmerkingen gleden van hem af als water van een regenjas.



DE OUDE BRAM:
Maar uiteindelijk lukte het dan toch om bevriend te geraken met hem! We konden hem overhalen om samen met ons een hamburger te gaan eten...

LICHT FADE OUT OP KLASLOKAAL, FADE IN OP HET HAMBURGER-RESTAURANT. DE JONGE BERT, BRAM EN SOFIE ZITTEN SAMEN AAN EEN TAFELTJE. OP HET TAFELTJE STAAN DRIE COLA'S. BERT EET EEN GROTE CHEESEBURGER. VOOR HEM LIGGEN DE PAPIEREN OVERBLIJFSELS VAN VIER CHEESEBURGERS.

DE JONGE BRAM:
Zou hij komen?

DE JONGE SOFIE:
Waarom niet?

DE JONGE BRAM:
Ik weet niet... Misschien vertrouwt hij ons niet. Tenslotte zitten wij ook in die vijandige klas waar hij uitgelachen wordt.

DE JONGE SOFIE:
Ik heb hem 's heel lief aangekeken toen ik het vroeg.

DE JONGE BRAM:
En hoe reageerde hij?

DE JONGE SOFIE:
Hij haalde zijn schouders op. Zoals altijd als je hem iets vraagt. Maar ik weet zeker dat hij komt. Noem het vrouwelijke intuïtie.

DE JONGE BRAM:
Ik blijf erbij dat we elders hadden moeten afspreken.

DE JONGE BERT:
MET VOLLE MOND:
Waarom?

DE JONGE BRAM:
Een hamburgertent!

DE JONGE BERT:
Wat is daar mis mee?
VEEGT ZIJN MOND SCHOON.
Nog iemand een cheeseburger?

DE JONGE BRAM:
Je hebt er al vijf op!

DE JONGE BERT:
DUWT IN ZIJN MAAG:
Nog één. Om de gaatjes te vullen.

DE JONGE SOFIE:
Wacht! Daar is hij.
ZWAAIT.
Hei Peter! We zitten hier!

PETER KOMT BIJ HEN.

DE JONGE BRAM:
Hoi. Blij dat je gekomen bent. Ga zitten.

PETER GAAT NAAST SOFIE ZITTEN, DIE DAAR DUIDELIJK MEE OPGEZET IS. JALOERSE BLIK EN REACTIE VAN BRAM.

DE JONGE BERT:
Al bekomen van de kennismaking met de Bokser?

PETER:
GRIJNST:
Be... be... bekomen? Wacht m.. maar. Wie het l... laatst lacht, lacht het b... beste. V... vroeg of laat zal hij er z... zijn b... bekomst wel van hebben!"

DE JONGE BRAM:
Wat ben je van plan? Zijn krijtdoosje vol wormen steken?

DE JONGE BERT:
Of een briefje op zijn rug hangen: Gevaarlijk, niet voeren!

DE JONGE SOFIE:
LACHEND:
Ik zie zijn hoofd al. Een ballon! Rood en opgezwollen van woede... met dikke, paarse aders. Heerlijk!

DE JONGE BRAM:
Je kunt ook kikkers in zijn boekentas stoppen!


PETER:
D... dat is allemaal z... zo kinderachtig! N... nee... Ik w... weet iets b... beters, v... veel beters... Ik z... zal R... Raspoetin eens op hem afst... afsturen!

BRAM, BERT EN SOFIE KIJKEN ELKAAR VERWARD AAN.

DE JONGE BRAM:
Raspoetin? Wat is dat voor iets?

PETER:
Een p... pop! Ik v... verzamel p... poppen.

DE JONGE BERT:
DRONK NET VAN ZIJN COLA EN VERSLIKT ZICH:
Wat?! Poppen?! Dat is toch niets voor jongens!

PETER:
Maar h... het zijn geen gewone p... p... poppen! Het zijn s... speciale!

DE JONGE BERT:
Verraad is het! Verraad ten opzichte van het mannelijke geslacht.

DE JONGE SOFIE:
Let maar niet op hem. Hij is zo geboren.

DE JONGE BRAM:
Dat komt door al die cheeseburgers. Het vet vermorzelt zijn hersenen.

PETER:
Het z... zijn geen g... gewone poppen, maar b... buiksprekerspoppen. V... Vier.

DE JONGE BRAM:
Hoe kom je daaraan?

PETER:
Z... ze waren v... van mijn v... vader. Tot hij stierf. D... drie jaar geleden.

DE JONGE BERT:
Was je vader een buikspreker?

PETER:
KNIKT
Ik heb het v... van hem g... geleerd. En reken m... maar dat ik er wat van k... kan!
DE JONGE BERT:
SCHIET IN EEN LACH
Een stotteraar die kan buikspreken, dat is toch al te gek!

DE JONGE SOFIE:
GEEFT BERT GEERGERD EEN STOMP.
Moet iedereen je horen!

DE JONGE PETER:
Jullie m... moeten eens k... komen kijken. Bij m... mij thuis.

LICHT FADE OUT IN HET HAMBURGERRESTAURANT, FADE IN OP DE KLAS, WAAR DE OUDE SOFIE EN DE OUDE BRAM ZICH NOG ALTIJD BEVINDEN.

DE OUDE BRAM:
En dat deden we!

DE OUDE SOFIE:
Op een zaterdag! Om tien uur in de ochtend! Bert vond het verschrikkelijk!

DE OUDE BRAM:
Hij wou liever nog een tijdje in zijn nest blijven liggen.

DE OUDE SOFIE:
Peter woonde met zijn moeder even buiten de stad, in een villa. Maar het huis had zijn beste tijd gehad: afbladderende verf, lekkende goot...

DE OUDE BRAM:
Kriepende luiken... En overal klimop. Het leek of die het huis in een soort van wurggreep hield.

DE OUDE SOFIE:
Binnen viel het wel mee. En Peters moeder was bijzonder vriendelijk. We kregen limonade en heerlijke koekjes.

DE OUDE BRAM:
Ik heb er welgeteld één gegeten!

DE OUDE SOFIE:
Ik ook!

DE OUDE BRAM:
De tweeënderig andere werden door Bert naar binnen gespeeld...

DE OUDE SOFIE:
Toen ze op waren, nam Peter ons mee naar de kelder! Ik krijg het nog altijd koud als ik eraan terugdenk. Wie kon er nu vermoeden dat die rare kerel zijn poppen op zo'n ondenkbare plaats zou bewaren?

LICHT FADE OUT OP HET KLASLOKAAL, FADE IN OP DE KELDER.
BLAUWACHTIG LICHT OP DE KELDER MET VEEL SCHADUWEN. GRIEZELIGE SFEER.

PETER, GEVOLGD DOOR DE JONGE BRAM, DE JONGE SOFIE EN DE JONGE BERT KOMT DE KELDERRUIMTE BINNEN. HIJ HEEFT EEN ZAKLANTAARN VAST EN LICHT DAARMEE IN DE KELDERRUIMTE.

PETER:
Je m... moet wel oppassen dat je je n... n... nek niet breekt. De hele kelder s... staat vol rommel.

DE JONGE BRAM:
Wat ruikt het hier muf!

PETER:
K... kelderwater. Als het l... lang aan één stuk regent, k... kun je bijna niet meer in de k... kelder komen. Dan s... staat de hele v... vloer onder water.

DE JONGE BRAM:
Is het hier dan niet te vochtig voor je poppen?

PETER:
M... Misschien. M... Maar m... mijn moeder wil n... niet dat ik ze boven b... bewaar.

DE JONGE BRAM:
Waarom niet?

PETER:
Het he... herinnert haar te v... veel aan v... vader.

DE JONGE BERT STRUIKELT EN VALT OP ZIJN KNIEEN.

DE JONGE SOFIE:
Kijk uit!


PETER:
P... Pas op! Er is een v... verhoging.

DE JONGE BERT:
Moet je mijn broek zien!

DE JONGE BRAM:
EEN LACH ONDERDRUKKEND:
Laten drogen.

PETER:
D... dit is mijn p... podium! Hier oefen ik.

DE 'OPGEHANGEN' POPPEN WORDEN VOOR DE DRIE VRIENDEN ZICHTBAAR. SOFIE SLAAKT EEN GIL DIE DOOR MERG EN BEEN SNIJDT. DEINST VERSCHRIKT ACHTERUIT. DE ANDEREN STAREN ALS BEVROREN NAAR DE POPPEN. TERWIJL ZE NAAR DE POPPEN BLIJVEN STAREN HOREN WE VANUIT DE KLAS DE STEM VAN DE OUDE BRAM EN DE OUDE SOFIE DIE HET GEHEEL BECOMMENTARIEREN.

DE OUDE SOFIE:
Het was alsof ik een galgenveld betrad. Alsof in het schaarse licht van de maan, enkele levenloze lichamen bungelden. Die poppen leken me uit te lachen. Ik vreesde echt dat ze zich elk ogenblik van de muur zouden losmaken. Dat ze naar me toe zouden komen.

DE OUDE BRAM:
Het was erger dan in een griezelfilm! Die poppen leefden. Ik voelde hun adem langs mijn haren strijken.

TERWIJL IN DE KELDERRUIMTE DE GESPREKKEN HERVATTEN, STAPPEN DE OUDE BRAM EN DE OUDE SOFIE ONZICHTBAAR VOORHET PUBLIEK TOT IN HET HAMBURGERRESTAURANT, WAAR ZE - TERUG UIT HUN HERINNERINGEN VAN DE KLAS - OPNIEUW AAN HET TAFELTJE PLAATSNEMEN.

PETER:
W... wel, w... wat vinden jullie ervan?
GEEN VAN DE DRIE KAN IETS ZEGGEN.
T... tong ingeslikt?
LACHT.
W... wacht! Ik z... zal ze even v... voorstellen.
LICHT DE POPPEN EEN NA EEN BIJ EN GAAT TELKENS BIJ DE POP STAAN DIE HIJ VERNOEMT.
D... dit is Yoeri.
YOERI:
(OFWEL IMITEERT PETER EEN SNIJDENDE STEM, OFWEL WORDT ER MET EEN BANDOPNAME GEWERKT, OFWEL SPREEKT DE POP (ACTEUR) ZELF.
Z... zijn s... stem is s... scherp en s... snijdend!

PETER:
En dit is Ks... Xander.

XANDER:
OFWEL IMITEERT PETER EEN KRACHTIGE STEM, OFWEL WORDT ER MET EEN BANDOPNAME GEWERKT, OFWEL SPREEKT DE POP (ACTEUR) ZELF.
Het is t... toch wat f... frisjes in de k... kelder, z... zo in ontbloot b... bovenlijf!

PETER:
En w... wat vinden j... jullie van N... Nishka?

NISHKA:
OFWEL IMITEERT PETER EEN LIEVE STEM, OFWEL WORDT ER MET EEN BANDOPNAME GEWERKT, OFWEL SPREEKT DE POP (ACTEUR) ZELF.
N... Nishka is heel l... lief. Z... Zij vertegenw... woordigt al wat g... goed is in de mens. Z... Zij is het t... tegenovergestelde van...

PETER:
R... Raspoetin! H... Hij bezit alle k... kwade krachten.

RASPOETIN:
OFWEL IMITEERT PETER EEN HESE, SCHURENDE STEM, OFWEL WORDT ER MET EEN BANDOPNAME GEWERKT, OFWEL SPREEKT DE POP (ACTEUR) ZELF.
Met Raspoetin weet je nooit!
BEGINT ANGSTANJAGEND TE LACHEN.

DE JONGE SOFIE:
IN PANIEK:
Ik wil hier weg! Ik wil hier weg!

ZE ZET HET OP EEN LOPEN. STRUIKELT. DE JONGE BRAM EN DE JONGE BERT PROBEREN HAAR RECHT TE TREKKEN.

PETER BLIJFT LACHEN: HOOG EN ONHEILSPELLEND, TERWIJL HIJ DE ARMEN SPREIDT ALS EEN PRIESTER, WORDT ZIJN SCHADUW GROOT EN DREIGEND AFGETEKEND OP DE MUUR ACHTER HEM, ZODAT HET LIJKT ALSOF HIJ OPGESLOKT WORDT DOOR ZIJN EIGEN SCHADUW.

LICHT FADE OUT IN DE KELDER. FADE IN OP HET HAMBURGER-RESTAURANT WAAR DE OUDE BRAM EN DE OUDE SOFIE INMIDDELS TERUG AAN HUN TAFELTJE ZITTEN.

DE OUDE BRAM:
We waren er alle drie flink van onder de indruk. Zelfs Bert had die dag geen zin meer in een cheeseburger. Dat hadden we nog nooit meegemaakt.

DE OUDE SOFIE:
Het voorval in de kelder bleef door mijn hoofd spoken.

DE OUDE BRAM:
Mij was er iets opgevallen, daar in de kelder. Ik kon het niet uit mijn hoofd zetten. Ik kon er zelfs niet van slapen en toen dat toch gebeurde, schrok ik midden in de nacht wakker. Ik was ervan overtuigd dat er iemand in mijn kamer was. Maar toen ik het licht aanknipte was er niets of niemand te zien.

DE OUDE SOFIE:
's Maandags, op school, gingen de poppen pas echt aan het dansen...

LICHT FADE OUT IN HET HAMBURGERRESTAURANT, FADE IN OP DE KLAS. DE JONGE BRAM, SOFIE, BERT EN PETER ZITTEN IN HUN SCHOOLBANK. DE BOKSER STAAT VOOR HET BORD. HIJ HAALT UIT ZIJN SCHOOLTAS EEN BUNDEL PAPIEREN.

BOKSER:
Ik heb tijdens het weekeinde jullie opstellen verbeterd. Zie je die rode balpen? Zo goed als leeg! Dat belooft dus.
Even kijken....

DE JONGE BERT:
Alsof hij Hugo Claus is!

BOKSER:
Altijd weer dezelfde fouten. Jullie hebben zeker geen oren? Anja Coeck lag met Sinterklaas in bed. En madame Biscuit, hield hij zijn mijter op?


DE JONGE BERT:
Natuurlijk. Nog nooit gehoord van veilig vrijen, zeker!?

BOKSER:
Iets te zeggen, Verellen?

DE JONGE BERT:
Euh... Neen neen, meneer!

BOKSER
Gelukkig maar! Want het opstel van Verellen is bijlange geen Gezelle!
Je moet daar niet mee lachen Tamara Jansens... Bij jou was het nog erger! Een dikke onvoldoende. Als je zo doorgaat, mag je op het einde van het jaar je naam gaan veranderen! Geen Tamara Jansens maar Tarara Jansens!
LACHT.
Ief Derboven. Jongen toch! Hoe je met zo'n naam zo diep 'deronder' kunt zitten, dat snap ik niet! Twee op tien!
LACHT.
Peter Beeckmans...
PAUZEERT EVEN. KIJKT PETER AAN.
Je schrijft niet slecht, kereltje.
J... Je valt z... zelfs m... minder in h... herhaling dan w... wanneer je spreekt!
Maar blijkbaar ben je wat aan de luie kant. Waarom schrijf je een 'j' tussen de 'i' en de 'a' van piama? Dat is een fout die je kunt vermijden. En weet je waarom? Omdat je dat woord kunt opzoeken! En als er in een opstel fouten staan die vermeden kunnen worden, krijg je van mij een dikke nul. Is dat duidelijk, Beeckmans? Ik hou niet van kereltjes die de spellingsregels aan hun laarzen lappen!

PETER:
VLAK, GEVOELLOOS:
Laarzen k... kunnen nochtans heel b... belangrijk z... zijn!

BOKSER:
Wat zei je?!

PETER:
Laarzen k... kunnen heel b... belangrijk z... zijn!

BOKSER:
WEET NIET GOED HOE TE REAGEREN. IS ZICHTBAAR IN DE WAR.
Euh ja... Vooral als het regent.

LICHT FADE OUT OP KLAS, FADE IN OP HAMBURGERTENT.
DE OUDE SOFIE:
De hele klas had het gehoord. Laarzen kunnen heel belangrijk zijn! zei Peter.

DE OUDE BRAM:
Telkens iemand het woord laarzen durfde uitspreken, zei hij het.

DE OUDE SOFIE:
Laarzen kunnen heel belangrijk zijn!

DE OUDE BERT KOMT OP DAT OGENBLIK TOE MET EEN PLATEAU VOL HAMBURGERS. HIJ HEEFT NET DE LAATSTE ZIN VAN HET GESPREK GEHOORD EN PIKT DAAROP IN.

DE OUDE BERT:
Volgens mij was hij helemaal laarzarus!
HIJ GEEFT SOFIE DE SPULLEN DIE HIJ VOOR HAAR HEEFT MEEGEBRACHT. VERVOLGT SPOTTEND:
Zijn jullie nu nog altijd over Peter aan het zeveren? Ik dacht dat je na al die jaren toch eindelijk een beetje verstandiger geworden was, hoor Sofietje.

SOFIE REAGEERT GEIRRITEERD; ZE STAAT OP EN STAPT IN DE RICHTING VAN HET DENKBEELDIG TOILET. DE OUDE BERT KIJKT HAAR VERWONDERD NA.

DE OUDE BERT:
ALS HIJ ALLEEN IS MET DE OUDE BRAM
Zou ze daar nu kwaad om zijn?

DE OUDE BRAM:
Neen, ze moest naar het toilet!

DE OUDE BERT:
GERUSTGESTELD
Ah!

DE OUDE BRAM:
VERDUIDELIJKT GEIRRITEERD
Natuurlijk is ze daar kwaad om. Je zou voor minder! Sofie heeft dat voorval nog altijd niet verteerd! Ze heeft het er nog altijd moeilijk mee! En zij trouwens niet alleen!

DE OUDE BERT:
HAALT ZIJN GERINGSCHATTEND ZIJN SCHOUDERS OP. BIJT EENS VAN ZIJN HAMBURGER.
Dat is dan jullie zaak hé! Ik heb er altijd voor gepleit om nuchter te blijven, om je niet te laten meeslepen door je eigen fantasie!

DE OUDE BRAM:
Anderzijds waren er toch ook wel momenten dat jij over je toeren was, hé Bertje.

DE OUDE BERT:
Ah ja? En wanneer dan wel?

DE OUDE BRAM
Toen we naar het dorp trokken waar Peter vandaan kwam. Om de mensen daar een paar vragen te stellen over de Beeckmansen.

DE OUDE BERT:
Ik vond het een stom plan. Wat moesten we de mensen daar vragen? Of Peter als baby laarsjes had gedragen?

DE OUDE BRAM
Ja, spot er nu maar mee! Toen had je in elk geval minder praat! Weet je nog toen we aanklopten bij die oude overbuurvrouw van hem...

LICHT FADE OUT IN HAMBURGERRESTAURANT, FADE IN IN DE WOONKAMER VAN HET OUDE VROUWTJE. DE JONGE BRAM, SOFIE EN BERT ZITTEN DAAR TEGENOVER DE OUDE BUURVROUW (EVENTUEEL DUBBELROL OUDE SOFIE) IN EEN ZETEL.

DE JONGE BRAM:
Het spijt me dat we hier zo maar komen binnenvallen, mevrouw. Maar het heeft te maken met school.

DE JONGE SOFIE:
Al gehoord van projectonderwijs?

DE JONGE BRAM:
Met de hele klas behandelen we het project 'Jongeren die van huis weglopen'. Peter Beeckmans speelt de rol van weggelopen jongere. Voor de les Nederlands moeten we een rapport opstellen waarin het verleden van Peter onder de loep wordt genomen. Begrijpt u?

BUURVROUW:
Ja ja, natuurlijk! Maar ga toch zitten. Koffie? Natuurlijk lusten jullie koffie. Zeker bij dit weer. Ik ben zo terug.
GAAT AF.
DE JONGE BRAM:
Dat loopt gesmeerd.

DE JONGE SOFIE:
Als je maar met dure woorden goochelt. Daar trappen ze altijd in. Projectonderwijs!
LACHT.

DE JONGE BERT:
Zou ze koekjes geven bij de koffie?

BUURVROUW OP MET DIENBLAD WAAROP THERMOS, TASSEN EN KOEKJES.

DE JONGE BERT:
ZIET DE SCHOTEL. MET GEBALDE VUIST.
Yes!

BUURVROUW:
SCHENKT IN. TERWIJL:
Dus Peter Beeckmans is van huis weggelopen? Verbaast me niets. Hij is altijd een heel eigenaardig kind geweest.

DE JONGE SOFIE:
Hoe bedoelt u?

BUURVROUW:
Zo koel en koppig.

DE JONGE BERT:
DRONK JUIST VAN KOFFIE.
Wauw! Heet!

BUURVROUW:
Nee nee, koel, zei ik.

DE JONGE BERT:
De koffie, bedoel ik.

BUURVROUW:
Hier, neem een koekje.

DE JONGE BERT:
Eén?

DE JONGE SOFIE:
SISSEND:
Bert! Alsjeblieft!

BUURVROUW:
Zijn moeder mocht ik wel. Het was een lieve vrouw. In de winter deed ze altijd boodschappen voor me. Ze bracht soms witte boontjes mee in plaats van snijbonen, maar... Ach, dat doet er eigenlijk niet toe. Jullie zijn hier immers voor dat projectielonderwijs.

DE JONGE BRAM:
Projectonderwijs!

DE JONGE BERT:
Mag ik wat suiker in de koffie, mevrouw?

BUURVROUW:
O nee!

DE JONGE BERT:
VERBLUFT.
Pardon?

BUURVROUW:
Ik heb geen suiker in huis. En weet je hoe dat komt? Omdat ik nooit suiker in mijn koffie doe. En weet je waarom? Daar word ik zenuwachtig van.
Maar neem nog een koekje!

DE JONGE BERT:
Graag.
NEEMT EEN HANDVOL.

TERWIJL DE JONGE SOFIE EN DE JONGE BRAM GEIRRITEERD NAAR DE SMULLENDE BERT KIJKEN HOREN WE OP DE ACHTERGROND DE COMMENTAAR VAN DE OUDE BRAM EN DE OUDE BERT.

DE OUDE BRAM
We kregen er geen woord tussen. Bovendien konden we toch moeilijk ineens vragen of het vrouwtje wist wat Peter met 'laarzen' te maken had.

DE OUDE BERT:
Maar de koekjes smaakten heerlijk!

DE OUDE BRAM:
Ze bleef aan één stuk doorratelen. Urenlang. En net toen we wilden opstappen, nam het gesprek een verrassende wending.

BUURVROUW:
Eigenlijk kon ik best begrijpen dat Peter zo'n eigenaardige knaap was. En weet je waarom? Hij had al zoveel meegemaakt.
FLUISTERT:
De vader, hé.
MAAKT MET HAAR HAND EEN DRINKBEWEGING.
Drank en vrouwen.
KIJKT OM ZICH HEEN ALSOF ZE VERWACHT DAT ER OVERAL SPIONNEN ZIJN.
Toen hij pas getrouwd was -en nu spreek ik van zo'n dertig jaar geleden- was hij een heel sympathieke man. Hij werkte als matroos op een schip. Maar zijn vrouw was daar niet gelukkig mee. Haar man was altijd van huis… Enfin, om een lang verhaal kort te maken, uiteindelijk smeekte ze hem om niet meer uit te varen en om werk te zoeken aan de wal. En hij besloot zijn laatste bootreis te maken…

DE JONGE BRAM:
En hij kwam niet meer terug?

BUURVROUW:
Toch wel. In het begin ging alles goed. Maar toen Peter zo’n jaar of tien was, veranderde zijn vader helemaal. Het bedrijf waar hij werkte ging failliet. Waar hij ook solliciteerde, niemand wou hem nog. Zijn leeftijd, nietwaar. Enfin, het gezin raakte in geldnood. Ten einde raad probeerde Peters vader als buikspreker een centje bij te verdienen.

DE JONGE SOFIE:
Buikspreken? Kon hij dat dan?

BUURVROUW:
Van zijn laatste bootreis had hij vier buiksprekerspoppen meegebracht. GEHEIMZINNIG Maar er was iets vreemds met die poppen...

DE JONGE BRAM:
Hoe bedoelt u?

BUURVROUW:
Zelf heb ik hem maar één keer zien optreden. Het was in een klein zaaltje. Oma's, opa's, tientallen joelende kinderen. Toen de schijnwerper aanging, kwam Peters vader op. Hij had een wit pak aan. Ook zijn gezicht was krijtwit. Net een mimespeler. In zijn hand hield hij een zwarte pop met een ruige baard.
ZOGAUW ZE DIT VERTELT GAAT IN DE KELDER DE SPOT AAN OP RASPOETIN. DE POP KAN EVENTUEEL OOK GEMANIPULEERD WORDEN DOOR PETER. DE INDRUK WORDT GEWEKT DAT ZE LEEFT.
Ze prak met een rauwe, schurende stem. Ik voel nog rillingen over mijn rug als ik eraan terugdenk. Vanaf het eerste woord was het muisstil in de zaal.
Het verhaal ging over goed en kwaad, over de engel en de duivel.
Maar na een poosje leek het of die pop een eigen leven begon te leiden. Niet Peters vader was aan het woord. De woorden kropen op de één of andere manier uit de pop zelf naar boven.
En dan die stem. Ze klonk zo... zo onwezenlijk. Alsof de duivel ermee te maken had.
MAAKT ZICH SNEL EEN KRUISTEKEN.
Toen Peters vader stopte, was er geen applaus. Geen boeh-geroep. Er was alleen stilte. Kun je je dat voorstellen? Zestig kinderen onbeweeglijk op hun stoelen. Witte gezichten, bonzende hartjes, samengeknepen knuisten. Het was niet normaal meer.

DE JONGE BRAM:
Trad hij dikwijls op?

BUURVROUW:
Hij werd heel weinig gevraagd. Zeg nu zelf, wie wil midden in de nacht wakker worden gegild door een angstig kind? En ik overdrijf niet, want mijn kleinzoon had drie nachten na elkaar dezelfde nachtmerrie. Telkens droomde hij van een grote, zwarte pop met een grauw gezicht en groene, blinkende ogen.

DE JONGE SOFIE:
Hoe liep het uiteindelijk af?

BUURVROUW:
Met mijn kleinzoon?

DE JONGE SOFIE:
Nee nee, met Peters vader.

BUURVROUW:
Slecht. Maar wil er eerst nog iemand koffie? Door dat vertellen zou ik jullie nog verwaarlozen.

DE JONGE BRAM:
Nee nee, mevrouw, we hebben genoeg gehad. Vertel gerust verder.


DE JONGE BERT:
Een koekje kan er wel nog bij.
HIJ KRIJGT STOMP VAN SOFIE.

BUURVROUW:
Waar was ik gebleven?
O ja, bij die vreselijke, zwarte pop.
Misschien zul je zeggen dat deze oude tante ze niet alle vijf op een rijtje heeft. Maar ik zweer je dat Peters vader hoe langer hoe meer in de macht van zijn poppen raakte. Er werd zelfs verteld dat hij op die ene pop begon te lijken! Hij liet zijn baard groeien, sprak rauw en schor...

DE JONGE BERT:
Dat kwam natuurlijk door de drank.

BUURVROUW:
Misschien... Maar op een nacht verdween hij.
Tot twaalf uur hadden ze hem in zijn stamcafé zien rondhangen. Daarna werd er niets meer van hem vernomen. Zoektochten leverden niets op. Vier dagen na de verdwijning liep Peter langs het kanaal. Plotseling zag hij op het wateroppervlak...

DE JONGE BRAM:
Een laars!

BUURVROUW:
VERBLUFT:
Hoe weet jij dat?

DE JONGE BRAM:
O euh... zomaar. Een ingeving.

DE JONGE SOFIE:
Van wie was die laars?

BUURVROUW:
Van Peters vader, natuurlijk. De jongen ging onmiddellijk naar de politie. Ze begonnen te dreggen. En haalden een lijk boven.

DE JONGE BRAM:
Peters vader!

BUURVROUW:
Juist.
SLAAT ZICH EEN KRUIS:
God hebbe zijn ziel!

DE JONGE SOFIE:
Hoe was hij in het water terechtgekomen?

BUURVROUW:
Dat... dat weet niemand precies. Maar het verhaal deed de ronde dat hij vermoord was.

DE JONGE BRAM:
U bedoelt dat iemand hem in het water heeft geduwd?

BUURVROUW:
Dat zeggen ze toch…
Maar wat vertel ik jullie toch allemaal? Dit zijn geen verhalen voor kinderen. Hier, neem liever nog een koekje.

DE JONGE BERT:
Graag, mevrouw!

TERWIJL DE JONGE BRAM, SOFIE EN BERT NAAR HET HAMBURGERRESTAURANT STAPPEN EN DE BUURVROUW IN DE COULISSEN VERDWIJNT NEMEN DE OUDE BRAM EN DE OUDE BERT HET GESPREK OVER.

DE OUDE BRAM
Het vrouwtje bleef ons vertroetelen, maar over Peter of zijn vader kregen we niets meer los.

DE OUDE BERT
Dus besloten we op te stappen. Onderweg stopten we bij de hamburgertent.
Net op tijd, want ik stierf van de honger!

LICHT FADE OUT OP WOONKAMER OUD VROUWTJE. DE OUDE BRAM EN DE OUDE BERT VERDWIJNEN ACHTER DE COULISSEN. LiCHT FADE-IN OP HAMBURGERTENT. DE JONGE BERT ZIT HAMBURGERS TE ETEN. DE JONGE SOFIE EN DE JONGE BRAM ZITTEN TEGENOVER HEM.

DE JONGE SOFIE:
Oud worden is toch maar niks! Hele dagen moederziel alleen in zo'n donker huis. En als er dan iemand komt, wil je alles tegelijk vertellen.

DE JONGE BERT:
Alleen-zijn heeft toch ook voordelen? Je staat op wanneer je wilt, je snoept wanneer je wilt.

DE JONGE BRAM:
Ik kan me jou al voorstellen als je zeventig bent!

DE JONGE BERT:
O ja?

DE JONGE BRAM:
Wangen als stoofappels en een zitvlak om een nijlpaard jaloers te maken. Hoe kun jij na al die koekjes nog honger hebben?

DE JONGE BERT:
We hebben vijftien kilometer gefietst! Vijftien kilometer heen en vijftien terug!

DE JONGE BRAM:
Zelfs dat laatste koekje kon je niet laten liggen.

DE JONGE BERT:
Dat deed ik uit beleefdheid. Die vrouw was toch zo gelukkig dat ze me kon vertroetelen. Ik nam die koekjes alleen maar om haar een plezier te doen.
BRAM WIL IETS ZEGGEN.
Wacht wacht! En omdat het haar zo'n plezier deed mij te zien eten, blééf ze praten. Eigenlijk moeten jullie mij dankbaar zijn. Alles wat je weet, heb je aan mij te danken!

DE JONGE SOFIE:
Hoor hem! Hij heeft het alleen aan de goedheid van dat mens te danken dat hij niet aan de deur werd gezet vanwege zijn vraatzucht!

DE JONGE BRAM:
In ieder geval: we weten nu wat we willen weten.

DE JONGE BERT:
't Zou er nog aan mankeren! Dertig kilometer met de fiets voor niets, ik zou het je nooit vergeven!

DE JONGE SOFIE:
Het is toch een sterk verhaal. En zoals die vrouw het vertelde. Ik had het gevoel dat ik zèlf in de zaal zat. Dat ik de poppen hoorde praten.


DE JONGE BERT:
Na ons avontuur in de kelder is dat niet moeilijk.

DE JONGE BRAM:
Wel, ik ben er zeker van dat die pop, hoe heet ze ook weer?

DE JONGE SOFIE:
Raspoetin.

DE JONGE BRAM:
Dat Raspoetin daar aan het woord was.

DE JONGE BERT:
Niet overdrijven. Peter is misschien een prima buikspreker, maar het blijft een truc. Mij maak je niet wijs dat...

DE JONGE BRAM:
ONDERBREEKT HEM:
Is het jou dan niet opgevallen, Bert? Is er jou dan ècht niks opgevallen toen Peter in de kelder Raspoetin imiteerde?

DE JONGE BERT:
Ik zou niet weten wat.

DE JONGE BRAM:
Toen Peter in de kelder Raspoetin imiteerde, stotterde hij niet!

DE JONGE SOFIE:
Ik heb het ook gehoord!

DE JONGE BERT:
Daarom was je plots zo in paniek?

DE JONGE BRAM:
En het was geen toeval dat hij niet meer stotterde. Weet je nog wat het oude vrouwtje zei?

DE JONGE BERT:
Neem nog een koekje!?

DE JONGE BRAM:
Neen ze zei: Misschien zul je zeggen dat deze oude tante ze niet alle vijf op een rijtje heeft. Maar ik zweer je dat Peters vader hoe langer hoe meer in de macht van zijn poppen raakte. Er werd zelfs verteld dat hij op die ene pop begon te lijken! Hij liet zijn baard groeien, sprak rauw en schor...
Dat zei ze!

DE JONGE SOFIE:
Bedoel je...

DE JONGE BRAM:
Op de één of andere manier lééft die pop. Ze voedt zich als het ware met de geest en het karakter van zijn bezitter.

DE JONGE BERT:
Ik voed me liever met cheeseburgers!
Sorry hoor, Brammetje Bram, maar volgens mij lees jij veel te veel science-fiction! Een pop is een pop en een mens is een mens. Capito?! Peter is, net als zijn vader, een goede buikspreker. Niet meer en niet minder!

DE JONGE BRAM:
Hoe verklaar je dan dat hij niet stotterde toen hij Raspoetin imiteerde?

DE JONGE BERT:
Was dat zo?

DE JONGE BRAM:
Zeker weten!

DE JONGE BERT:
Goed dan: Peter stotterde niet! So what?!
Ik heb een oom die ook stottert. En niet zo een klein beetje, neem dat van me aan. Tot hij begint te zingen. Dan stottert hij niet.

DE JONGE SOFIE:
Hoe komt dat?

DE JONGE BERT:
Ik zou het niet weten. Misschien omdat hij zich tijdens het zingen op de melodie concentreert. Of omdat hij de tekst al honderd keer gezongen heeft. Ik weet het echt niet. Er zal wel een wetenschappelijke verklaring voor zijn. Maar het feit is er: hij stottert niet! Waarschijnlijk gebeurt hetzelfde met Peter. Als hij zijn poppen imiteert maakt hij misschien gebruik van ingestudeerde zinnen. Of gaat hij zo op in de imitatie dat...

DE JONGE BRAM:
Dat hij de pop wordt!

DE JONGE BERT:
TOT SOFIE:
Van een volhouder gesproken!

DE JONGE BRAM:
Jouw oom stottert nooit als hij zingt, zeg je. Goed, dat lijkt vreemd, maar het zal wel logisch te verklaren zijn. Peter daarentegen stottert altijd als hij poppen imiteert. Alleen bij de imitatie van die éne pop is dat niet het geval. Hoe verklaart meneer de schetenwapper dat?

DE JONGE BERT:
Jij laat je meeslepen door je fantasie, dàt wil ik zeggen.
Akkoord, Peter is een eigenaardige kerel. Hij kàn prima imiteren. Zijn vader is op een onsmakelijke manier om het leven gekomen. In de kelder wàs het griezelig. Maar om daaruit af te leiden dat er bovennatuurlijke krachten in het spel zijn...

DE JONGE BRAM:
STAAT KWAAD RECHT.
Zut!
LOOPT WEG NAAR HET KLASLOKAAL WAAR HIJ IN DE BANK GAAT ZITTEN.

DE JONGE SOFIE:
Bram!
GAAT HEM ACHTERNA. TERWIJL ZE WEGGAAT.
Moeten jullie nu altijd ruzie maken!? Bram! Wacht!
SOFIE LOOPT BRAM ACHTERNA. ZE GAAT NAAST HEM IN DE BANK ZITTEN. OOK PETER EN DE BOKSER ZIJN INMIDDELS IN HET KLASLOKAAL KOMEN ZITTEN. .

DE JONGE BERT:
Wat heb ik nu weer miszegd?
HAALT SCHOUDERS OP. DUWT PUTJES IN ZIJN MAAG:
Van al dat gepraat heb ik honger gekregen.
STAAT RECHT:
Nog een cheeseburger, alsjeblieft.

LICHT FADE OUT OP HAMBURGERRESTAURANT FADE IN OP KLASLOKAAL, WAAR DE BOKSER LES AAN HET GEVEN IS.

BOKSER
Wat je dus altijd goed in uw twee oren moet knopen is dat er bij een koppelwerkwoord nooit een lijdend voorwerp gebruikt wordt maar altijd een...
VOORALEER HIJ ZIJN ZIN KAN AFMAKEN KOMT NU OOK DE JONGE BERT ZIJN KLAS BINNENGESNELD.

BOKSER:
Weeral te laat, Verellen!

DE JONGE BERT:
Ik moest mijn banden nog oppompen.
GAAT SNEL ZITTEN.

BOKSER:
Waarom? Je zult ook zonder blijven drijven!

DE JONGE BERT:
Wat wil hij daar nu weer mee zeggen?

DE JONGE BRAM EN DE JONGE SOFIE LACHEN.

BOKSER:
Herinneren jullie je nog de toests van woordenschat?

DE JONGE BERT:
KRIMPT INEEN:
O God!

DE JONGE BRAM:
FLUISTERT HEM TOE
Wat is er? Last van buikkrampen?

BOKSER:
Jullie hebben mijn stoutste verwachtingen overtroffen. Ik tel amper drie voldoendes. Proficiat. Suzanne van Acker bijvoorbeeld -waar zit ze, ha daar!- wel Suzanne van Acker is erin geslaagd om een nul te halen. Zij meent dat een percolator een toestel is om gaatjes te maken.
Ik vermoed dat jij koffie zet met de perforator, Suzanne?
Ja, lach maar. Daarmee houdt het niet op. Een piëdestal is voor haar een dialectwoord voor paardestal. En wat is een pennelikker?

DE JONGE BRAM:
Een scheldwoord voor klerk.

BOKSER:
Juist. Maar niet volgens Suzanne. Volgens haar is een pennelikker een lapje om je pen aan schoon te vegen.
De enige uitschieter is een negen. Behaalt door... Peter Beeckmans. Jawel. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Jij had alles goed, Beeckmans, behalve pentagram. Dat is geen magisch teken met grote kracht, door Raspoetin gedragen, zoals jij zegt, maar een vijfpuntige ster.

PETER:
OP MEELIJWEKKENDE TOON:
M... maar m... meneer...

BOKSER:
Wat zullen we nu krijgen?
GEEN ANTWOORD. MET INGEHOUDEN WOEDE:
Ik vroeg wat we nu zullen krijgen?

PETER:
MET SLIMME GRIJNS OM DE MOND.
M... maar meneer toch...

BOKSER:
SCHREEUWEND:
Ik vroeg: wat zullen we nu krijgen?!!!

PETER:
HAALT SCHOUDERS OP:
Ach... u z... zou het t... toch niet b... begrijpen!

BOKSER:
TRILLEND VAN WOEDE:
Aha, ik zou het niet begrijpen. Wel, leg het dan maar eens uit aan de directeur! Misschien zal die het wel begrijpen!
STAPT WOEDEND NAAR PETER TOE, MAAR STRUIKELT EN VALT. STOOT DAARBIJ ZIJN ELLEBOOG TEGEN EEN BANK. SLAAKT KREET.
Ai!

PETER:
STAAT TROTS RECHT. IJZIG:
Ik zal zelf mijn weg naar de directie wel alleen vinden!
STAPT WEG, VERBAASD NAGESTAARD DOOR HET TRIO.

BOKSER:
WRIJFT OVER ZIJN PIJNLIJKE ELLEBOOG.
Van Acker! Ga jij in de keuken wat ijs halen!
LICHT FADE OUT. ERGENS OP HET PODIUM GEEFT DE OUDE BRAM ZIJN COMMENTAAR

DE OUDE BRAM:
Het was ongelooflijk! De elleboog van de Bokser zwol onmiddellijk op. In geen tijd had hij een groot ei op zijn arm. Ik moest en zou te weten komen wat er precies aan de hand was. Met Peter. Met buiksprekers. Met Raspoetin. Na schooltijd ging ik naar de bibliotheek. Het kostte me twee uur zoekwerk, maar uiteindelijk vond ik de boeken die ik nodig had.

LICHT FADE IN OP KAMER VAN BRAM WAAR DE JONGE BRAM INMIDDELS AAN ZIJN BUREAU IS KOMEN ZITTEN. OP DE SCHRIJFTAFEL LIGGEN DIKKE BOEKEN. DE JONGE BRAM ZOEKT ER INFORMATIE IN OP, HIJ MAAKT NOTITIES.
DE JONGE SOFIE EN DE JONGE BERT KOMEN OP.

DE JONGE BERT:
Ha, hier ben je!

DE JONGE SOFIE:
Hoi!

DE JONGE BERT:
Voor boekenwurm aan het spelen?

DE JONGE BRAM:
ENTHOUSIAST:
Sofie, Bert! Jullie komen als geroepen.

DE JONGE BERT:
Zeg, heb je niets te eten?

DE JONGE BRAM:
Het is werkelijk ongelooflijk!

DE JONGE BERT:
Heb je het over dat huiswerk voor Frans?

DE JONGE BRAM:
Dit overtreft mijn stoutste verwachtingen.

DE JONGE SOFIE:
NEEMT EEN BOEK VAST. LEEST:
'Beroemde buiksprekers.'
DE JONGE BRAM:
Daar word je niet veel wijzer van. Dit hier is veel interessanter.

DE JONGE SOFIE:
LEEST OP KAFT:
'Het leven van Raspoetin. Een biografie.'

DE JONGE BRAM:
Die Raspoetin heeft echt bestaan! Hij was een Russische monnik. Wacht. Ik heb het allemaal opgeschreven.
NEEMT ENKELE VELLETJES PAPIER.

DE JONGE BERT:
Jij geeft het ook nooit op, hé!

DE JONGE BRAM:
Hij heette Grigori Raspoetin en werd geboren in 1871.

LICHT OP DE KELDER. RASPOETIN STAAT IN HET MIDDEN VAN DE RUIMTE. EVENTUEEL KAN RASPOETIN UIT DE KELDER STAPPEN EN KAN ZIJN HELE LEVEN DOOR MIDDEL VAN FIGURANTEN VOORAAN OP HET PODIUM GEEVOCEERD WORDEN.

RASPOETIN:
De schrik van alle jonge meisjes in heel West-Siberië. Ze sidderden en beefden alleen al bij het horen van mijn naam. Mijn vader, een rijke boer, had geen vat op mij! Hij zag me als los zand tussen zijn vingers glippen. Ik maakte hem woest, zodat het schuim hem op de lippen kwam.
LACHT.

DE JONGE BRAM:
Raspoetin ging naar een klooster. Hij bad en mediteerde gedurende vier maanden.

RASPOETIN:
Maar het klooster versmachtte me. Regels en nog eens regels. Ze drongen als speerpunten in mijn vlees. Ik moest er weg. Want Raspoetin verdraagt geen wetten. Hij verafschuwt ze, spuwt op ze!

DE JONGE BRAM:
Hij trouwde in 1889.



RASPOETIN:
In het begin was ik een voorbeeldig echtgenoot. Maar het huwelijk werd een keurslijf dat na verloop van tijd begon te knellen! Mijn vrouw smeekte mij om te blijven, trachtte me murw te krijgen met haar tranen. Ze kroop voor mij door het zand. Als een worm! Maar ik...
Ik vermorzelde haar!!!
WAANZINNIGE LACH.

DE JONGE BRAM:
In een monnikspij gekleed zwierf Raspoetin door Rusland. Dat wekte vertrouwen. Hij keerde terug naar zijn geboortedorp om te doen wat hij
wilde doen. Om te doen wat hij moèst doen! Macht uitoefenen!
Hij beweerde over wonderlijke en genezende krachten te beschikken en stichtte een gemeenschap, waar hij zijn eigen godsdienstige leer verkondigde.

RASPOETIN:
Ik was de Almacht geworden. En zij, zij onderwierpen zich aan mijn eisen en wensen. Wierpen zich aan mijn voeten. Wasten ze met hun tranen. Droogden ze met hun adem.

DE JONGE BRAM:
Zijn roem groeide. Hij trok naar Sint-Petersburg, waar de tsaar woonde.
Daar verrichtte hij in 1907 een ophefmakende genezing. De zoon van Nicolaas-de-tweede, prins Alexei, werd ziek. Hij leed aan hemofilie.

DE JONGE BERT:
Homofilie?!

DE JONGE BRAM:
Hemofilie, slimmeke!

DE JONGE SOFIE:
Wat is dat?

DE JONGE BRAM:
Ik heb het opgezocht in een woordenboek. Hemofilie is een bloedziekte.
Het bloed van prins Alexei stolde niet meer. Het kleinste wondje kon hem laten leegbloeden. Een onnozel prikje en weg was de troonopvolger!
Op zekere dag viel het kind. Geschaafde knieën en handen. Hij bloedde en dreigde dus te zullen sterven.De dokters stonden machteloos.
Ten einde raad liet de tsaar Raspoetin komen. Hij legde zijn hand op het koortsige voorhoofd van de jongen, prevelde enkele onverstaanbare woorden en de prins genas. Hij genas!

DE JONGE BERT
SPOTTEND
Van een wonderbaarlijke genezing gesproken!

DE JONGE BRAM:
(NEGEERT DE OPMERKING)
Onmiddellijk werd Raspoetin de vertrouwenspersoon van de tsaar. Maar zijn tegenstanders beschouwden hem nog altijd als een bedrieger. Hun roddels dreven hem als een pestlijder de stad uit. Maar zodra hij weg was, werd Prins Alexei voor de tweede maal dodelijk ziek. Men zocht Raspoetin op en vroeg hem om raad. Hij stuurde ze een telegram met de tekst: De ziekte is minder ernstig dan ze lijkt!
Zodra dit antwoord de tsaar bereikte, begon de prins te genezen.
Raspoetin werd terug naar Sint-Petersburg geroepen en in zijn macht hersteld.
De tsaar was hem zo dankbaar dat hij al zijn grillen uitvoerde.

RASPOETIN:
Hij bewoog zoals ik dat wou. Hij sprak zoals ik dat wou. Hij deed wat ik wou.
Hij. Werd. Mij!

DE JONGE BRAM:
Het succes maakte Raspoetin roekeloos. Daardoor werd hij vermoord. Op exact hetzelfde ogenblik als de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand te Sarajevo....

DE JONGE BERT:
Wie?

DE JONGE BRAM:
Franz Ferdinand. De Eerste Wereldoorlog was een gevolg van de moord op deze Oostenrijkse aartshertog.

DE JONGE BERT:
En wat heeft Raspoetin daarmee te maken?

DE JONGE BRAM:
Hij werd op hetzelfde moment vermoord. Neergestoken door een vrouw.
Hierdoor kon hij niet met de tsaar praten, om te verhinderen dat die zich in de Eerste Wereldoorlog zou mengen. Op het einde van 1916 werd een tweede moordaanslag op Raspoetin gepleegd. Ze vergiftigden hem. Maar hij bleef in leven. Toen schoten ze hem in de rug.



RASPOETIN:
De lafaards!
Ze schieten me in de rug! Maar ik blijf leven!
Omdat ik àltijd in leven blijf! Omdat ik altijd en altijd en altijd in leven blijf! Want grote geesten sterven niet. Grote geesten sterven nooit!
WAANZINNIGE LACH.

DE JONGE SOFIE:
Wat gebeurde er toen?

DE JONGE BRAM:
Ze gooiden hem aan handen en voeten gebonden in een rivier. En nu komt het! Op nieuwjaarsdag 1917 vond een jonge knaap een drijvende laars in de Newa. Hij waarschuwde de politie, die op de aangegeven plaats begonnen te dreggen. Korte tijd later haalden ze het dode lichaam van Raspoetin boven.

SOFIE EN BERT KIJKEN BRAM PERPLEX EN SPRAKELOOS AAN. BRAM KIJKT HEN HAAST TRIOMFANTELIJK AAN. OP DAT OGENBLIK HERHAALT RASPOETIN ZIJN WAANZINNIGE LACH.

DE JONGE SOFIE:
Die laars... Net als Peters vader.

DE JONGE BERT:
Maar die werd niet vermoord.

DE JONGE BRAM:
Volgens de vroegere buurvrouw van Peter wel.

DE JONGE SOFIE:
Jezus!

DE JONGE BRAM:
We moeten zo vlug mogelijk weten hoe Peters vader gestorven is. Het zou me niet verwonderen als ook daar een parallel te trekken is met het leven van Raspoetin.

DE JONGE BERT:
Denk je?

DE JONGE BRAM:
Zeker weten!


DE JONGE SOFIE:
Maar hoe wil je dat bewijzen? We kunnen toch zo maar niet het politiebureau binnenstappen en de dossiers opvragen?

DE JONGE BERT:
Ze zullen zich haasten!

DE JONGE BRAM:
Ik weet iets anders. Misschien bewaren ze bij Peter thuis foto's. Of een geheim dagboek. Of andere documenten die ons wijzer maken.

DE JONGE SOFIE:
En hoe dacht je die in handen te krijgen?

DE JONGE BRAM:
Door 's nachts in te breken.

DE JONGE BERT:
Wat!?
TIKT MET WIJSVINGER TEGEN ZIJN SLAAP.
Jij bent gek! Inbreken: dat gaat zo maar niet. En mag jij 's nachts weg? Of slapen je ouders zo vast? Mijn moeder niet, hoor! Die is altijd wakker zodra ik naar beneden ga om in de koelkast wat eetbaars te zoeken.

DE JONGE SOFIE:
Deze keer heeft Bert gelijk, Bram. Je draaft door. Of denk je dat de foto's en krantenknipsels daar voor het rapen liggen?

DE JONGE BRAM:
Maar dat is het! Verdorie, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb.

DE JONGE BERT:
Welk lumineus idee heeft je ongelooflijk verlichte geest nu weer uitgedacht?

DE JONGEBRAM:
Krantenknipsels! Op de redactie van een krant hebben ze een archief. Daar bewaren ze alle dagbladen van de voorbije jaren. We kunnen een aantal kranten opvragen.

DE JONGE BERT:
O ja, slim hoor! En welke kranten gaat mijnheer dan opvragen? Of weet jij wanneer Peters vader gestorven is?


DE JONGE BRAM:
Drie jaar geleden, zei dat vrouwtje.

DE JONGE BERT:
En in welke maand? En op welke dag?

DE JONGE BRAM:
Maar valt jouw euro dan niet? Valt hij echt niet?

DE JONGE BERT:
Nee! Als ik honger heb, kan ik niet nadenken.

DE JONGE BRAM:
Dan zal ik het je eens uitleggen. Er zijn twee mogelijkheden: de overeenkom-sten tussen Raspoetin en Peters vader zijn toevallig, of ze zijn dat niet.

DE JONGE BERT:
TOT SOFIE:
Zou hij dat alleen bedacht hebben?

DE JONGE SOFIE:
Wees toch eens stil!

DE JONGE BRAM:
Als ze niet toevallig zijn, gaat de gelijkenis misschien wel verder dan een laars die op het water dreef. Dan bestaat er misschien ook een overeenkomst in de datum van overlijden. Vergeet niet dat het lijk van Raspoetin op een heel speciale dag werd gevonden...

DE JONGE SOFIE:
Op nieuwjaarsdag!

DE JONGE BRAM:
Juist! Op nieuwjaarsdag! Dus vragen we gewoon de kranten van de eerste week van januari van drie jaar geleden. .

DE JONGE BERT:
En gaan die redacteurs al die oude kranten naar een paar snotneuzen sturen, denk je?

DE JONGE BRAM:
O, maar we schrijven er onze leeftijd niet bij. En we beloven dat we alle onkosten zullen vergoeden. Akkoord?

DE JONGE SOFIE:
Oké!

DE JONGE BRAM:
Bert?

BERT:
Voor mij is het dik in orde, hoor. Op voorwaarde dat we eerst iets gaan eten. Wat zou je zeggen van een...

BRAM EN SOFIE:
IN KOOR:
Cheeseburger!

LICHT OP KLAS. DE BOKSER STAAT VOOR HET BORD. BERT SLENTERT NAARBINNEN, GEVOLGD DOOR SOFIE EN BRAM.

SOFIE:
FLUISTERT:
Heb je het gezien? Peter...

BRAM:
Wat?

SOFIE:
Rond zijn hals.

ZE GAAN IN HUN BANKEN ZITTEN.

BOKSER:
De toetsen over zinsontleding...

BERT:
KREUNT:
Oeieoei! Dat wordt zinsverbijstering!

OP DAT MOMENT KOMT PETER BINNEN. HIJ HEEFT DE KETTING MET VIJFPUNTIGE STER OM ZIJN HALS HANGEN DIE RASPOETIN ALTIJD OM DE NEK HEEFT. PETER STAPT TRAAG NAAR ZIJN PLAATS, EEN GRIJNS OM DE MOND. GAAT ZITTEN.

BOKSER:
KAN ZIJN OGEN NIET GELOVEN.
Beeckmans. Wat is dat daar om je hals?
PETER:
D... dat is het p... pentagram van R... Raspoetin. D... dat m... magisch teken m... met grote kracht!

BOKSER:
NADRUKKELIJK EN TRAAG:
Doe dat af!

PETER:
W... waarom? Ik w... wist niet d... dat het d... dragen van p... pentagrammen v... verboden is.

BOKSER:
Hang niet de onnozelaar uit, Beeckmans. Je weet goed genoeg wat ik bedoel. Het is mij niet om het voorwerp te doen, maar om het feit dat je mij hier voor een volle klas zit uit te dagen.

PETER:
Ik hou het l... liever om.

BOKSER:
SCHREEUWT:
Doe! Dat! Af!

PETER:
HAALT SCHOUDERS OP:
G... goed dan.
DOET KETTING AF EN LEGT ZE VOOR ZICH OP ZIJN BANK

BOKSER:
LOOPT ALS EEN WOESTELING NAAR PETER TOE, GRAAIT DE KETTING VAN DE BANK
Doe ze weg, zei ik!
SLAAKT EEN KREET, LAAT DE STER VALLEN EN KIJKT NAAR ZIJN HAND DIE BLOEDT.
Ai!
NEEMT EEN ZAKDOEK EN WIKKELT DIE OM ZIJN HAND

PETER:
ZONDER TE STOTTEREN. HEEL RUSTIG. IJZIG. ZIJN STEM LIJKT OP DIE VAN RASPOETIN
Ziet u nu dat het een magisch teken met grote kracht is!


LICHT FADE OUT OP KLAS, FADE IN OP HAMBURGERRESTAURANT WAAR DE OUDE SOFIE EN BRAM INMIDDELS WEER SAMEN AAN EEN TAFELTJE ZITTEN.

DE OUDE BRAM
Heb ik mij dat nu ingebeeld of niet? Volgens mij zei hij dat toch zonder te stotteren?

DE OUDE SOFIE
KNIKT HEEL ZELFZEKER.
Het was geen inbeelding Bram. Ik heb het ook gehoord. Hij stotterde niet! Voor de tweede keer leek het alsof Peter niet aan het woord was, maar wel Raspoetin.

DE OUDE BRAM
We moesten het probleem dringend oplossen. Want net als zijn vader, leek ook Peter onder invloed van Raspoetin te komen. Hij leek die pop te worden...

DE OUDE SOFIE
We hoopten vurig dat de kranten ons een stapje dichter zouden helpen.

DE OUDE BRAM
Maar veel wijzer werden we er niet van!

LICHT FADE OUT IN HAMBURGERRESTAURANT. FADE IN OP KAMERTJE VAN BRAM. DE JONGE SOFIE, BRAM EN BERT ZITTEN IN KRANTEN TE LEZEN.

DE JONGE SOFIE:
Hoe kan dat nu? Vier kranten, vier verschillende versies! Is Peters vader nu in het kanaal gesprongen, gegleden, gesukkeld of geduwd?

DE JONGE BRAM:
Er zijn in elk geval verschillende doodsoorzaken mogelijk. En één daarvan is moord!

DE JONGE BERT:
Ik had het kunnen denken! Van alle mogelijkheden pik jij er natuurlijk de meest geheimzinnige, de meest lugubere, de meest ondenkbare...

DE JONGE BRAM:
Ondenkbaar? En die onbekende cafébezoeker dan?



DE JONGE SOFIE:
Ja, dat is waar! Toen Peters vader rond middernacht het café verliet, was er een onbekende die samen met hem is weggegaan. Dat verklaren alle getuigen.

DE JONGE BERT:
Puur toeval! Waarschijnlijk is die vent op hetzelfde uur naar huis vertrokken.

DE JONGE BRAM:
En hier dan? In deze krant beweren ze dat politiecommissaris Verhoeven moord niet uitsluit. Volgens hem waren er afdrukken van touwen op de polsen en enkels te zien!

DE JONGE BERT:
En ik zeg je dat dat allemaal inbeelding is! Waarom kan Peters vader niet gewoon dronken geweest zijn? Misschien nam hij een verkeerde weg en is hij in het kanaal gegleden.

DE JONGE BRAM:
Je wil het niet zien hé! Je wil gewoonweg niet zien dat wat er met Peters vader gebeurd is, parallel loopt aan wat er met Raspoetin gebeurd is. Ook hij kwam rond de jaarwisseling om het leven! En ook hij werd aan handen en voeten gebonden vooraleer hij in de rivier werd gegooid!

DE JONGE BERT:
RAZEND:
Maar hij werd eerst vergiftigd en in de rug geschoten! Waar zijn hier de kogels? En het vergif? Trouwens van die touwen zijn er ook al geen bewijzen! Er staat alleen dat op zijn polsen iets te zien was dat léék op de afdrukken van touwen...

DE JONGE BRAM:
Die touwen kunnen weggerot zijn in het water.

DE JONGE BERT:
Och... Och! Jij bent een fantast! Een betweterige fantast die denkt dat hij en hij alleen de waarheid kent!
LOOPT KWAAD WEG. ROEP NOG:
Weet je wat? Voor mij kun je de pot op!
AF.

DE JONGE SOFIE:
GLIMLACHT:
Altijd een slecht verliezer geweest!

LICHT FADE IN OP HAMBURGER-RESTAURANT.

DE OUDE SOFIE:
Bert was echt kwaad. Maar gelukkig duurde dat bij hem nooit lang. De volgende dag was hij de ruzie alweer vergeten.

DE OUDE BRAM:
Op school bleek Peter afwezig. Niemand wist wat er aan de hand was. Geen telefoontje of doktersbriefje.

DE OUDE SOFIE:
Dus besloten we hem na schooltijd een bezoekje te brengen. Tot onze verbazing lag hij niet in bed. Nee, we vonden hem in die akelige kelder bij zijn akelige poppen.

LICHT FADE OUT IN HAMBURGERRESTAURANT, FADE IN OP KELDER.

PETER:
(MET DE POP DIE NU ZONDER TE STOTTEREN PRAAT IN PLAATS VAN PETER ZELF)
Als er een ster valt mag je een wens doen, mag je een wens doen, als je het ziet. Als er een ster valt...

SOFIE EN BRAM KOMEN OP. ZE HOREN PETER BEZIG DIE HEN NIET OPMERKT.

DE JONGE SOFIE
Hij doet het weer!

DE JONGE BRAM:
Geen gestotter! Hij voelt zich Raspoe...

VOORALEER BRAM KAN UITSPREKEN, KOMT BERT BINNEN-GESTAPT.

DE JONGE BERT:
Ha, hier ben je. Zeg, we dachten dat je ziek was?

PETER:
KIJKT VERSCHRIKT OP. LEGT DE POP NEER. STOTTERT NU WEL.
Och, v... vanmorgen had ik w... wat k... koorts. Een l... lichte g... griep, d... denkt de d... dokter. K... Kom dus m... maar niet te d... dicht.


DE JONGE BRAM:
En dan zit jij in deze... vochtige kelder!

STILTE. DE DRIE VOELEN ZICH MERKBAAR NIET OP HUN GEMAK.

PETER:
W... Wat vinden jullie v... van mijn p... poppen? Z... Zijn ze niet m... mooi?

DE JONGE BRAM:
Ze zijn indrukwekkend.

DE JONGE SOFIE:
MOMPELEND:
Ik zou er niet graag mee naar bed gaan.

DE JONGE BERT:
DUBBELZINNIG:
Je vader zou het ook niet goedvinden, denk je niet, Sofietje?

PETER:
H... heb jij d... dan nooit m... met p... poppen geslapen?

DE JONGE SOFIE:
Wèl met poppen! Niet met griezels die er uitzien alsof ze elk moment tot leven kunnen komen.

XANDER:
Hè, ons niet b... beledigen, hoor!

DE JONGE SOFIE:
Peter, hoe doe je dat toch?

NISHKA:
D... Dat, lieve Sofie, is ons g... geheimpje.

DE JONGE BRAM
Ongelooflijk!

YOERI:
H... Hoe is het anders m... met B... Boxing B... Boostings?

DE JONGE BERT:
Ach, zoals altijd. Die zal wel nooit veranderen.

PETER
D... D... aar ben ik niet zo z... zeker van! Je m... mag één d... ding immers niet v... vergeten:

RASPOETIN
Als je een ster ziet vallen, mag je een wens doen, mag je een wens doen, als je het ziet!
LACHT.

LICHT FADE OUT OP KELDER. FADE IN OP RESTAURANT. DE OUDE BRAM EN SOFIE ZITTEN ZWIJGEND EN NADENKEND AAN EEN TAFELTJE. DE OUDE BERT KOMT MET EEN HAMBURGER OP EEN PLATEAU NAAR HEN TOEGESTAPT.

DE OUDE BERT:
Zo, dat is echt de laatste voor vandaag.

DE OUDE SOFIE:
NEGEERT ZIJN OPMERKING. MOMPELT STIL VOOR ZICH UIT.
Toen ik Peter in de kelder zo bezig zag, kroop de angst als een harige spin langs mijn ruggegraat naar mijn nek. Wat bedoelde hij toch met dat sterrengedoe?

DE OUDE BRAM:
Ik had de indruk dat hij meer en meer op Raspoetin begon te lijken. Het was alsof die pop leefde en alsof dat leven zich in Peter overplantte.

DE OUDE BERT:
TERWIJL HIJ EEN HAP NEEMT VAN ZIJN HAMBURGER.
Belachelijk! Poppen leven niet.

DE OUDE BRAM:
Geef toe dat je ook onder de indruk was.

DE OUDE BERT:
BEETJE ONWILLIG.
Wat wil je. Die sfeer in de kelder was inderdaad angstaanjagend. Dat moet ik toegeven. Maar om nu te zeggen dat het leven van Raspoetin zich ging overplanten in de bezitter van de pop, dat lijkt me ook nu nog altijd even absurd als toen...

DE OUDE SOFIE:
Maar na dat voorval met die ster wàs er iets veranderd! Dat zag jij toch ook! De manier hoe de Bokser reageerde bijvoorbeeld! Zijn flauwe grapjes liet hij thuis. En hij pestte niemand meer. Zelfs Peter niet.
DE OUDE BRAM:
Soms zat hij een heel lesuur bleek voor zich uit te staren...

DE OUDE SOFIE
Toch waren we nog verrast toen de studiemeester ons kwam vertellen dat meneer Boostings ziek was en dat hij een hele tijd afwezig zou blijven.

DE OUDE BRAM
Maar er kwam wel een vervangster.

DE OUDE BERT
KAUWEND
Een toffe bie!

DE OUDE SOFIE:
Langzaam begon alles op zijn plaats te vallen, als de stukjes van een puzzel. Als er een ster valt, mag je een wens doen, had Peter gezegd.
Het voorval met dat pentagram... Die vijfpuntige ster. De Bokser liet ze vallen... Beschikte Peter werkelijk over onverklaarbare krachten? Had hij een vloek uitgesproken over onze leraar Nederlands? Als wraak?

DE OUWE BERT:
Belachelijk!

DE OUDE BRAM:
NEGEERT BERTS OPMERKING
Ik besloot de proef op de som te nemen.

LICHT FADE OUT OP HAMBURGERRESTAURANT. DE OUDE BRAM, BERT EN SOFIE VERLATEN HET RESTAURANT. FADE IN OP KAMERTJE VAN BRAM. MET DE JONGE , BRAM, BERT EN SOFIE.

DE JONGE BRAM:
Ik heb een idee! We sturen de Bokser een kaartje waarop we hem veel beterschap toewensen.

DE JONGE BERT:
Gatlikker! Je zit een half jaar te vloeken en te kafferen omdat de Bokser ons voortdurend tiranniseert en nu ga je hem poeslief een pootje geven. Daar doe ik niet aan mee, hoor!

DE JONGE BRAM:
Ik wil met dat kaartje naar Peter. Snap je?

DE JONGE BERT:
Nee.

DE JONGE SOFIE:
Ik wel. Jij wilt met dat kaartje naar Peter om er hem iets te laten opschrijven. En dan wil je Peters tekst vergelijken met...

DE JONGE BRAM:
Met de tekst op het telegram dat Raspoetin destijds naar de zieke prins stuurde!

DE JONGE BERT LAAT ZICH PAL ACHTEROVER VALLEN.

DE JONGE SOFIE:
Wat heb jij? Een appelflauwte?

DE JONGE BRAM:
Ik wil weten of Peter net als Raspoetin zal schrijven dat de ziekte minder erg is dan ze lijkt.

DE JONGE BERT:
Help! Hij meent het!

DE JONGE BRAM:
NEGEERT HEM.
Als hij dat doet, is dat de zoveelste bevestiging van mijn vermoeden. Sterker nog, dan wéét ik gewoon dat Peter een reïncarnatie is van Raspoetin!

DE JONGE BERT:
Een reïncar-watte?

DE JONGE BRAM:
Een reïncarnatie. Het feit dat levende wezens na hun dood herboren worden als andere levende wezens.

DE JONGE BERT:
Nonsens! Bulshit! Larie! Apekool!

DE JONGE BRAM:
Het is als met God. Je gelooft erin of je gelooft er niet in. Ik wéét dat Peter een reïncarnatie van Raspoetin is. Omdat ik dat geloof. Bewijzen kan ik het niet. Maar ik zie wel een heleboel overeenkomsten...



DE JONGE BERT:
Dus als er na mijn dood iemand geboren wordt die graag cheeseburgers eet, ben ik gereïncarneerd?

DE JONGE BRAM:
Bij Peter zijn er meer gelijkenissen.

DE JONGE BERT:
Het zal inderdaad moeilijk zijn nog iemand te vinden met àl mijn charmes.

DE JONGE SOFIE:
Jongens, hou toch eens op met dat geruzie! Sturen we nu een kaartje of niet?

DE JONGE BRAM:
Natuurlijk.

LICHT FADE OVER NAAR HET HAMBURGERRESTAURANT. PETER ZIT INMIDDELS AAN EEN TAFELTJE. DE JONGE SOFIE, BRAM EN BERT KOMEN BINNEN EN KOMEN BIJ HEM ZITTEN.

DE JONGE BRAM:
Zeg Peter, we gaan met de hele klas een wenskaartje naar de Bokser sturen. Wil jij er ook iets opschrijven?

PETER:
KIJKT DE JONGE BRAM AAN. STILTE. DAN:
Ik z... zal me h... haasten. D... de oorzaak v... van al mijn ellende b... beterschap toewensen, zeker. V... voor mijn part m... mag de B... Bokser nog een hele t... tijd z... ziek blijven!

HIJ STAAT OP EN WANDELT WEG, NAGEKEKEN DOOR DE DRIE ANDEREN.

DE JONGE BRAM:
KIJKT IN PANIEK NAAR DE JONGE SOFIE
Als Raspoetin indertijd op dezelfde manier had gereageerd, dan was de prins gestorven.

DE JONGE BERT:
GNIFFELEND:
Geloof je dat nu écht? Geloof je nu echt dat de Bokser dood zal gaan?

DE JONGE BRAM:
Ik kan er niet aan doen Bert! Het blijft maar door mijn hoofd spoken.

DE JONGE BERT:
Spoken... Dat is hier wel het juiste woord.

DE JONGE BRAM:
Ik kan er al dagen niet meer van slapen!

DE JONGE BERT
(DIE AAN DE TOOG IN HET HAMBURGERRESTAURENT EEN MILKSHAKE BESTELT)
Ik zie het! Je ziet eruit als een potje milkshake. Maar als ik kan kiezen heb ik er volgende keer liever eentje mèt aardbeien!

DE JONGE BRAM:
Maar het is écht! Die affaire met Peter begint me hoe langer hoe meer dwars te zitten. Weet je dat ik vannacht om half drie alle krantenartikels herlezen heb? Maar ik ben nog altijd niks wijzer geworden. Volgens mij zitten we in een doodlopend straatje.

DE JONGE SOFIE:
Dan is er maar één oplossing: Peter vragen op welke manier zijn vader om het leven is gekomen.

DE JONGE BERT:
PLOTS ERNSTIG.
Dat doe je toch niet zoiets! Misschien wil Peter liever niet aan de dood van zijn vader herinnerd worden.

DE JONGE SOFIE:
Het tegenovergestelde kan ook! Veel mensen voelen zich opgelucht als ze hun verdriet met iemand kunnen delen.

DE JONGE BRAM:
ZUCHT:
Dat zal geen gemakkelijk gesprek worden. Ik weet nooit hoe ik in zo'n situatie moet beginnen.

DE JONGE BERT:
Ik ook niet. Dat zijn dingen die je niet leert.

DE JONGE SOFIE:
Als jullie het niet durven, zal ik het wel doen! Ik beweer niet dat ik goed ben in zulke gesprekken, maar ik wil het in elk geval proberen. Maar dan wel alleen! Dat praat makkelijker dan wanneer er twee pottenkijkers bij zijn.

DE JONGE BRAM:
Sofie, je bent een schat!
GEEFT HAAR SPONTAAN EEN KUS.

DE JONGE SOFIE:
VERRAST EN VERBAASD:
Hei, wat krijgen we nu?

DE JONGE BRAM:
VERLEGEN. STOTTERT:
Ik... euh... sorry...

LICHT FADE OUT OP RESTAURANT. LICHT FADE IN OP KELDER, PETER KOMT SNEL OPGEREND. PROBEERT ZICH TE VERSTOPPEN.

NISHKA
P... Peter! W... wat is er g... gebeurd?

PETER:
H... hij heef ons g... gevonden!

YOERI:
W... wie?

PETER:
D... de man met d.. de l... lange jas. Ik s.. sloot de l... luiken. Hoorde g... geritsel. D... draaide me om. En d... daar s...stond hij.

XANDER:
L... laat hem maar komen. Ik s... sla al zijn t... tanden uit zijn m... mond!

PETER:
P... Pjotr, z... zei hij, d... denk aan wat je v... vader overkwam. G... geef mij d... die p... poppen. O G.. god! Er z... zullen w... weer telefoontjes k... komen: IMITIEERT: B... Beeckmans! s... speel n... niet met v... vuur. B... B... Beeckmans! J... je weet w... wat er op het sp... spel staat!
W... we zullen w... weer m... moeten v... verhuizen.

HIJ NEEMT DE POP RASPOETIN VAST EN DRUKT ZE TROOST EN BESCHERMING ZOEKEND TEGEN ZICH AAN. MAAR PLOTS KOMT DE POP TOT LEVEN. ZE RUKT ZICH LOS VAN PETER.


RASPOETIN
Het is je eigen schuld, Peter Beeckmans! Je had je vrienden hier nooit mogen laten komen. Je maakte hen nieuwsgierig. En hun nieuwsgierigheid heeft ons verraden. Zonder hen was hij ons nooit op het spoor gekomen. Nooit!

PETER
Hoe b... bedoel j... je?

RASPOETIN
Ze gingen naar het dorp waar we vandaan komen. Ze stelden vragen. En dat bracht hèm op ons spoor.

YOERI
L... laat hem met rust, Raspoetin! Ook z... zonder d... die drie w... wijsneuzen zou d... de schaduw ons op het sp... spoor z... zijn g... gekomen!

NISHKA
P... Peter heeft d... dus niks v... verkeerd gedaan!

XANDER
K... Kop op P... Peter!

PETER:
W... we zullen m... moeten verhuizen... Verhuizen...

NISHKA:
TROOSTEND:
Ssssst!

PETER:
De s... schaduw z... zal me v... vermoorden. Zoals m... mijn v... vader.

YOERI:
En B... Boris.

PETER:
W... Wie is d... dat?

NISHKA
D... die goede, oude B... Boris.

XANDER:
Oud? Hij w... was n... nog maar vijfenvijftig.

RASPOETIN:
Boris heeft erom gevraagd! Hij had maar niet...

XANDER :
ONDERBREEKT HEM.
Hou j... je m... mond, Raspoetin!

RASPOETIN:
DREIGENDE STILTE
Wat moet ik?

XANDER:
N... Niets. Het s... spijt me, Raspoetin, het sp... spijt me.

RASPOETIN:
Waag het nooit meer om me op die manier aan te spreken. Of ik gooi mijn halsketting op de grond.
UITDAGEND:
En als er een ster valt mag je een wens doen, mag je een wens doen als je het ziet.

XANDER:
Nee! Niet d... doen Raspoetin, niet d... doen, alstublieft!

NISHKA:
OOK ALS 'BLIKSEMAFLEIDER' BEDOELD
We z.... zullen Peter v... vertellen wat er geb... beurde met B..Boris toen hij aanmonsterde op een s... schip!

YOERI:
Ja. D... Doe dat! Peter m...moét weten wat er geb... gebeurd is.

RASPOETIN:
Op dat schip leerde Boris je vader kennen, Peter. Die maakte toen zijn laatste lange bootreis. Omdat je moeder dat wilde.

YOERI:
Z... ze werden vrienden, B.... Boris en je v... vader. Z... ze w... werden v... vrienden.

NISHKA :
Tijdens die b... bootreis heeft Boris ons g... gemaakt. Hij s... sneed ons uit hout. M... met een m... mes.

XANDER:
Hij h... had een p... paar houtstronken mee aan b... boord g... genomen.

RASPOETIN:
Gestolen. Boris' vingers waren veel te lang. Hij zou het nooit afleren.

NISHKA:
Toch m... moeten we B... boris dankbaar b... blijven. Z... zonder hem w... waren w... we er n... nooit g... geweest.

PETER:
D... dat w... was misschien b... beter g... geweest.

NISHKA:
Peter!

PETER:
Ik heb het n... niet over j... jou, Nishka. Of over Y... Yoeri. Of Ks... Xander!

RASPOETIN
LACHT LUID EN SPOTTEND. :
Hij heeft het over mij! Is het niet Peter Beeckmans? Mij ben je liever kwijt dan rijk. PESTEND Waarom? Maak ik je bang? Onthou het, Peter. Wat je ook doet, ik zal er altijd zijn. Altijd!
WAANZINNIGE LACH.

PETER:
En wat geb... beurde er d... dan verder met B... Boris?
STILTE. PETER KIJKT VAN DE ENE NAAR DE ANDERE POP.
W... Waarom antwoorden j... jullie n... niet? Y... Yoeri?

YOERI:
Heeft je v... vader die vraag n... nooit b... beantwoord, Peter? Heeft hij je n... nooit verteld dat B... Boris in F... Frankrijk van b... boord ging? D... Dat hij ontslag nam als m... matroos? D... dat hij in M... Marseille een k... kamertje huurde? Heeft hij je nooit v... verteld dat B... Boris bang was. D... Doodsbang. Dat hij op dat k... kamertje in M... Marseille k... koortsachtig aan een n... nieuwe pop werkte?

RASPOETIN:
Mij! Hij maakte mij!



XANDER:
D... de dag n... nadat Raspoetin helemaal afg... gewerkt was, ging je v... vader B... Boris w... weer opzoeken.

PETER:
W... wat gebeurde er t... toen?

RASPOETIN:
ZICH VERKNEUKELEND:
Het was daar een ravage! Boris lag in een grote plas bloed. Met een mes in zijn rug! Toch verwittigde je vader de politie niet. Hij sloeg op de vlucht.

PETER:
W... Waarom?

NISHKA:
Omdat z... zijn v... vingerafdrukken overal te v... vinden w... waren. Ze z... zouden hèm v... verdenken Boris v... vermoord te hebben.

XANDER:
G... gelukkig n... nam hij ons m... mee.

YOERI:
Maar heeft je v... vader je d... daar dan zelf nooit iets over v... verteld! En ook n... niet over het b... briefje dat hij d... daar gevonden heeft?

PETER:
ZOEKEND IN EEN KIST DIE IN DE KELDER STAAT.
B... Briefje? Er is een b... briefje, ja? Ik heb het na p...papa's d... dood tussen zijn sp... spullen gevonden!
VINDT HET BRIEFJE EN LEEST DE TEKST.
v... vierentwintig m....maart negentienhonderd t... tweeënzeventig
Ja, X... Xander, Nishka, R...Raspoetin
en Yoeri z... zijn als A... Aladdin:
hun grootste m... macht zit b... binnenin.
Maar ach, hun aardse w... wonderlamp
die v... voert v... vaak naar een w...
En d... daar eindigt de t... tekst plotseling! .

RASPOETIN
LUCHTIG:
Omdat iemand een mes in Boris zijn rug plofte! Boris kon niet verder schrijven!


PETER:
W... Werd dat b... briefje dan d.... door Boris geschreven?

YOERI:
Ja! Maar hij h... heeft de t... tekst jammer genoeg niet k... kunnen v... voleindigen!

PLTOS HOREN WE EEN GESTOMMEL.

NISHKA:
V... voetstappen! Ik hoor g... gestommel. B... Boven!

PETER:
H... hij! Hij is er!

RASPOETIN:
Je bent een schijtlaars Peter Beeckmans. Je kunt niet blijven vluchten! Je zult iets moeten doen.

NISHKA:
D... de kelderdeur! Hij k... komt naar b... beneden!

RASPOETIN:
Iets doen, Peter!

PETER:
ALS EEN ECHO:
Iets d... doen!
KIJKT ROND. VINDT EEN TOUW. RAAPT HET OP. STELT ZICH MIN OF MEER VERBORGEN OP.
DE POPPEN NEMEN WEER EEN LEVENLOZE HOUDING AAN. PETER HOUDT HET TOUW IN BEIDE HANDEN GEKLEMD… EEN SCHIM KOMT LANGZAAM DICHTERBIJ. ZE DRAAGT EEN LANGE JAS…

PAUZE.