BIJ DE FLAPUITEN, dolle religieuze komedie van Dirk Dobbeleers

OPVOERINGSVOORWAARDEN:

Wie dit stuk wenst op te voeren, dient over de geschreven toestemming te beschikken van auteur Dirk Dobbeleers, verkrijgbaar via het contactformulier, en vervolgens te voldoen aan de gebruikelijke Sabam opvoeringsrechten. Wenst u eerst de volgende drie bedrijven nog te lezen, dan kunnen deze u gratis en via de mail toegestuurd worden (eenvoudig verzoek via het contactformulier volstaat).



PERSONAGES
De leeftijden zijn niet zo belangrijk. Paters kunnen alle leeftijden hebben. De jood moet, historisch gezien, een jaar of 80 zijn. Als je hem typisch joods kleedt, dan zal hij automatisch oud genoeg ogen.
Bezetting: 8 mannen - 3 vrouwen - 1 stem
Omdat dubbelrollen mogelijk zijn, is dit de minimumbezetting:
7 mannen - 2 vrouwen - 1 stem
Bovendien kan de choreograaf ook door een vrouw gespeeld worden zodat 6 mannen volstaan.

VADER ABT: Hij voelt zich wat beter dan de andere Flapuiten. Hij probeert de orde en tucht te bewaren, maar uiteindelijk doen de andere paters hun eigen zin.
PATER SPEKVET: Pater Spekvet maakt bier en kaas. Hij proeft overdreven veel van zijn brouwsels. De andere paters houden er niet van. Indien mogelijk is hij niet van de magerste. Hij loopt vaak met een glas bier rond.
PERE SOURIRE: Hij glimacht altijd. Hij is oud en een beetje seniel. Père Sourire spreekt steeds bijbelse taal. Hij is echter niet zo gek als hij zich voordoet.
PATER BRICO: Hij verricht de klusjes. Veel brengt hij daar niet van terecht. Tijdens dode momenten maakt pater Brico kruisbeelden. Hij klopt daarbij vaak op zijn vingers.
PATER PORTIER: Hij opent de deur. Pater Portier bedient ook “de knopjes” zodat we te pas en te onpas bombardementen en klokkengelui horen.
ABRAHAM ISAAK: De Flapuiten hebben deze jood wijsgemaakt dat de Tweede Wereldoorlog nog steeds bezig is. Wanneer Abraham Isaak erachter komt dat ze hem meer dan 50 jaar bedrogen hebben, eist hij een schadevergoeding.
Hij kan een aantal joodse termen gebruiken. Bijvoorbeeld : tuig van de richel, koosjer, sjaloom, oi wee, geteisem.
CHRIS VERMANT: Zij verricht als verpleegster het DNA-onderzoek in het klooster. Een manvrouw die de paters niet spaart. Ze is aan de drank (en kan daar niet tegen). Haar man, André Van Loon, wil Flapuit worden.
WILLEKE: Dit meisje van plezier “bedient” alle paters. Ze wordt zwanger van… Ja, van wie eigenlijk? Om een schandaal te voorkomen eist ze een job in het klooster.
MAURICE CESAR: Hij maakt samen met de Flapuiten een filmpje om het kloosterleven te promoten. Deze choreograaf steekt niet onder stoelen of banken dat hij voor de mannen is.
MARCO BASSO: Hij is eigenlijk een zij en heet Maria Madonna. Marco Basso heeft zich vermomd omdat ze een (Duitse) bank overvallen heeft. Maria Madonna wil onderduiken bij de Flapuiten en daarom stelt ze zich als een nieuwe roeping voor. Ze kan met een Italiaans accent spreken.
ANDRE VAN LOON: Een sullig type. Hij wordt mishandeld door zijn vrouw, Chris Vermant. Daarom vlucht André naar het klooster waar hij zich uitgeeft voor een nieuwe roeping.
GOD: Hij kijkt toe en ziet dat het soms goed is.

DECOR
Het decor stelt een bidkapel bij de paters Flapuiten voor. Er staan een biechtstoel, voorzien van gordijntjes, een altaar en een bidbank. Het moet niet allemaal zo mooi ogen, want Brico heeft die dingen gemaakt en zo handig is hij niet. De aankleding van de kapel gebeurt naar ieders godvrucht en vermogen. Suggesties zijn: schilderijen, doeken, kruis- en heiligenbeelden.

TIJD
Het stuk speelt zich in de winter tijdens de vasten af.
Eerste bedrijf: Omstreeks het middagmaal
Tweede bedrijf: Een week later
Derde bedrijf: Nog een tijdje later
Vierde bedrijf: Weer enkele dagen later (een week na het tweede bedrijf)








EERSTE BEDRIJF:
(We horen de holle stem van God.)
GOD: In het jaar 713 na de geboorte van mijn enige zoon, die zo stom was om aan een kruis te gaan hangen, werd in het West-Vlaamse dorpje Poepertinge Bernardus Flapuit geboren. Het was een vroom jongetje dat nooit iemand kwaad deed en door zijn vriendjes dus volop afgelapt werd. Toen hij twintig jaar was, kwam de heilige geest over hem. Enfin, dat dacht hij toch... Eigenlijk liet een van de heiligen hierboven een windje en Bernardus Flapuit dacht hij geroepen werd. Hij stichtte in het West-Vlaamse Poepertinge een nieuwe kloosterorde: de Flapuiten. De paters Flapuiten leefden daar volgens strenge en vrome principes. Die klinken nu ouderwets en zelfs een beetje belachelijk. Zijn huidige volgelingen hebben gelukkig voldoende verstand om soepel met deze regels om te springen. Hoe soepeler ze ermee omspringen, hoe trotser ik op mijn schepping ben. Zet jullie schrap, want ik laat hen nu op jullie los.
(Vader abt komt uit de biechtstoel. De andere paters lezen in hun gebedenboek. Abraham Isaak wandelt rond en leest in het Oude Testament.)
ABT: De volgende...
(De paters doen een aftelrijmpje.)
SPEKVET: Ikke dikke pater,
viel in het water
viel op zijn gat,
klets, kletsnat.
’t Is gedaan
(tot père Sourire) en jij bent eraan.
BRICO: Père Sourire is verloren. Hij moet bij vader abt gaan biechten.
SOURIRE: Ik heb niet gezondigd, vader abt. (Hij glimlacht breed.)
ABT: Ge weet wat Onze-Lieve-Heer zei: “Wie van u zonder zonden is, werpe de eerste steen.” (Vader abt keert zich om en gaat naar de biechtstoel, gevold door père Sourire.. De andere paters gooien hun gebedenboek in de richting van vader abt.)
BRICO: Weg met de gebedenboeken, leve de boek kaarten.
(Pater Portier haalt de kaarten boven. Pater Spekvet neemt een pintje dat daar ergens in de buurt staat.)
SPEKVET: Wat spelen we?
PORTIER: Vraag liever: “Wat mogen we nog spelen van vader abt?”
BRICO: Ge hebt groot gelijk, pater Portier.
PORTIER: Strippoker is verboden.
SPEKVET: Wippen mag niet meer.
PORTIER: Wat denken jullie van hartenjagen?
SPEKVET: Goed idee, pater Portier.
PORTIER: We hebben wel een man tekort, pater Spekvet.
SPEKVET: De jood moet maar meedoen.
BRICO: Mag Abraham Isaak dat wel van zijn geloof?
PORTIER: Dat kan me niet schelen. Ik wil kaarten.
BRICO: Komaan, Isaak. Ge kunt misschien iets winnen.
PORTIER: Wie deelt er?
SPEKVET: We laten het lot beslissen. (Er volgt een nieuw aftelrijmpje.)
Onder ’t water lag ne pater,
Met zijn tenen boven water.
Hoeveel tenen had die pater?
Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien.
Pater Brico is gezien.
PORTIER: Vooruit, pater Brico, delen.
SPEKVET: Maar niet vals spelen, he.
PORTIER: Amai zeg, ik heb slechte kaarten.
SPEKVET: En ikke dan, ik heb een heel schone serie en dan ineens een blote dame.
BRICO: Waar?
PORTIER: Laat zien...
ABRAHAM: Als ik nu aan één ding een hekel heb, dan is het aan mensen die babbelen tijdens het kaarten.
BRICO: Slechte kaarten gekregen, Abraham.
SPEKVET: Schrik dat ge gaat moeten betalen, gierige jood.
PORTIER: Slechter dan mijn kaarten kunnen die van jou niet zijn.
SOURIRE: (Luid, vanuit de biechtstoel) In de naam van de vader, de zoon en de geilige geest.
ABRAHAM: Verdomme, père Sourire is al klaar... (Bij de vloek maken alle paters een kruisteken.)
SOURIRE: (Hij verlaat de biechtstoel en richt zich tot de andere Flapuiten.) Bekeer jullie, want het rijk Gods is nabij.
ABT: Pater Brico, gij zijt de volgende.
BRICO: Nu heb ik juist goede… (Pater Portier doet teken dat hij moet zwijgen. Père Sourire gaat naar de bank.)
SPEKVET: Niet moeilijk, ge hebt zelf gedeeld.
ABT: Jullie zitten toch niet te kaarten. (Pater Brico steekt zijn kaarten vlug in zijn gebedenboek. Hij geeft een teken aan pater Portier. Die sluipt ongemerkt naar het altaar.)
SPEKVET: Nee, vader abt...
ABT: Ik hoorde nochtans het woord delen.
SPEKVET: We hadden het over de actie “Broederlijk delen”.
ABT: Dat betekent dat de vasten eraan komt, pater Spekvet, denk daar maar eens aan.
(Pater Portier drukt aan het altaar op een knopje. We horen een explosie en bombardementen. Vader abt en pater Brico verlaten de biechtstoel.)
ABRAHAM: Verdomme, die Tweede Wereldoorlog blijft maar duren. (Na de vloek maken de paters weer een kruisteken.) De Duitsers bombarderen Poepertinge nu al meer dan 50 jaar aan een stuk.
PORTIER: Sta het hier niet uit te leggen, vlucht naar de kelder.
(Abraham af)
ABT: Confraters Flapuiten, terwijl de jood in de kelder zit, gaan wij het middagmaal nuttigen. Dan hebben we een mond minder te voeden. (Pater Spekvet wrijft in zijn handen.)
PORTIER: Wat schaft de pot?
SPEKVET: Overheerlijke boterhammen met eigen gemaakte Flapuitenkaas.
PORTIER: Alweer kaas?
SOURIRE: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?
ABT: Ge weet het, pater Portier, eigen producten eerst.
BRICO: Moet ik dan niet biechten?
ABT: Straks, pater Brico, nu schrijden we naar de dis.
(De paters verlaten met gevouwen handen de scène, ze worden eventueel begeleid met religieuze muziek. Pater portier en Spekvet lopen achteraan.)
SPEKVET: (Tot pater Portier) Jij hebt alleen maar op dat knopje gedrukt omdat je slechte kaarten had.
PORTIER: Ik zal het volgende keer zeker biechten.
(De scène is even leeg. Dan komt Willeke op.)
WILLEKE: Flapjes, waar zijn jullie? (Na een blik op haar horloge) Ze zullen gaan eten zijn. Dan zal ik me eens klaarmaken voor hun pousse-café. (Ze doet haar winterjas, een dikke trui en enkele andere kledingstukken naar keuze uit. Na deze “striptease” komt ze er behoorlijk sexy voor.) Voor het geld doe ik het niet. Ik doe het voor later. Ik hoop in dit klooster mijn hemel op aarde te verdienen.
(Pater Portier op. Willeke leunt uitdagend tegen de biechtstoel.)
PORTIER: Ben ik mijn gebedenboek toch niet vergeten, zeker. En het is juist mijn beurt om voor te bidden.
WILLEKE: Dag, pater Portier.
PORTIER: (Blij verrast) Dag, Willeke. Wat een verrassing!
WILLEKE: Toch geen onaangename?
PORTIER: Nee, zeker niet…
WILLEKE: Het is de wil van de goede vader dat wij hier samen zijn. (Ze knoopt de koord die als gordel dienst doet, los.)
PORTIER: En Gods wil is wet.
WILLEKE: Aarzel dan niet, mijn zoon, de verlossing is nabij. (Ze sleurt hem met de koord die als gordel dient de biechtstoel in. De gordijntjes worden gesloten. We horen pretgeluidjes en zien de gordijntjes bewegen om actie te suggereren.) Ziezo, pater Portier, je kan er weer voor een week tegen.
PORTIER: Ge kunt niet geloven hoe hemels ik het vind dat jij hier elke week speciaal en alleen voor mij op bezoek komt.
WILLEKE: Neem het maar van mij aan... Je komt meer aan je trekken dan de meeste getrouwde mannen.
PORTIER: Nu moet ik snel naar de refter. De andere paters wachten op mij.
WILLEKE: Je vergeet je gebedenboek. (Ze geeft het hem.)
PORTIER: Bedankt…
WILLEKE: Jij vergeet je hoofd nog eens. (Als pater Portier een kruisbeeld passeert, maakt hij snel een kruisteken.) Dat is het voordeel van paters. Het is in een wip gebeurd. Er zijn trouwens niet veel Flapuiten, want nieuwe roepingen komen in deze tijd bijna niet meer voor. Als veel jonge gasten zouden weten hoe het er hier aan toegaat, het aantal Flapuiten nam zeker toe.
(Spekvet op. Eerst kijkt hij beteuterd. Als hij Willeke ziet, klaart zijn gezicht op.)
WILLEKE: Is het geen etenstijd, pater Spekvet?
SPEKVET: Ik heb straf gekregen van vader abt.
WILLEKE: Waarom?
SPEKVET: Ik had hardop geboerd aan tafel.
WILLEKE: Is dat alles? In sommige landen moet je zelfs boeren aan tafel. Dat is een teken dat het smaakt.
SPEKVET: In die landen zou ik me thuis voelen.
WILLEKE: Welke straf heb je gekregen?
SPEKVET: Dat heeft vader abt niet gezegd. Hij zei alleen dat ik naar de bidkapel moest gaan.
WILLEKE: Zal ik je straffen?
SPEKVET: Graag...
WILLEKE: Kom maar eens hier, grote deugniet.
(Ze sleurt hem met het koord dat als gordel dient de biechtstoel in. Hetzelfde tafereel met de nodige geluiden en het gewapper van de gordijntjes.)
SPEKVET: Eigenlijk staat er een fout in de bijbel. Er zijn geen acht zaligheden maar negen.
WILLEKE: Wat ga je zeggen als vader abt vraagt welke penitentie je gedaan hebt?
SPEKVET: SM!
WILLEKE: SM?
SPEKVET: Ja, spirituele Mariaverering.
WILLEKE: Ik dacht eerder aan snelle monnik.
SPEKVET: Die snelle monnik zal zich eens haasten, dan is hij nog net op tijd voor het dessert.
WILLEKE: Zolang je maar weet dat ik de hoofdschotel ben.
SPEKVET: Na het eten zal ik een bol kaas en een bak trappist brengen.
WILLEKE: Je hoeft niet speciaal terug te komen, pater Spekvet. Zet het maar aan de deur van de kapel, dan vind ik het wel.
SPEKVET: (Net voor de hij scène verlaat...) Ge kunt niet geloven hoe hemels ik het vind dat jij hier elke week speciaal en alleen voor mij op bezoek komt. (Af. Als hij het kruisbeeld passeert, dan maakt hij een kruisteken.)
WILLEKE: (Tot het publiek) Ja, helemaal gratis werk ik nu ook weer niet. Dat doet niemand. Ik laat me voor mijn diensten in natura in natura betalen, met kaas en bier. (We horen gehoest of een ander geluid.) Ik kan me maar beter verstoppen, want na het eten komt vader abt altijd bidden en ik weet niet hoe hij op mijn aanwezigheid zou reageren. (Ze verstopt zich in de biechtstoel.).
(De scène is even leeg, dan komt Brico op met een werkkoffer en een cassetterecorder. Hij installeert zich in de buurt van de biechtstoel.)
BRICO: Hier zit ik tenminste gerust. Laat die oude seniele père Sourire en die domme jood de afwas maar doen. (Hij zet de cassetterecorder op. We horen het geluid van een hamer.) Ziezo… Nu iedereen denkt dat ik zwaar aan het werk ben, dan kan ik van een hemelse rust genieten.
(Willeke sluipt naar Brico. Ze houdt haar handen voor zijn ogen.)
WILLEKE: Rara, wie ben ik?
BRICO: Een goddelijke verschijning...
WILLEKE: Juist...
BRICO: Dat kan alleen Willeke zijn.
WILLEKE: Je slaat de nagel op de kop. (Ze zet de cassette af.)
BRICO: Ben je hier al lang?
WILLEKE: Toch al even...
BRICO: Het spijt me dat ik je zolang heb laten wachten.
WILLEKE: Jij hebt mij alleszins langer laten wachten dan ik jou laat wachten. (Ze sleurt hem met het koord dat als gordel dienst doet naar de biechtstoel. Weer geluiden en gewapper van gordijntjes. Pater Brico komt als eerste naar buiten.)
BRICO: Nu ben ik pas aan een hemelse rust toe.
WILLEKE: Denk eraan, pater Brico, rust roest.
BRICO: Zonder jouw wekelijkse bezoekjes zou ik hier al lang vastgeroest zijn.
WILLEKE: Ik kijk er ook altijd naar uit.
BRICO: De andere Flapuiten moesten het eens weten dat hier elke week speciaal voor mij een leuk meisje op bezoek komt.
WILLEKE: De andere Flapuiten… euh… die ken ik zo niet.
BRICO: Hou dat maar zo... (Hij haalt iets uit zijn werkbak. Het geschenkje, een kruisbeeld, is ingepakt.) Hier, dit heb ik speciaal voor jou gemaakt.
WILLEKE: Een cadeautje, speciaal voor mij?
BRICO: Je hebt het verdiend.
WILLEKE: Ik denk dat het een halssnoer is. (Brico knikt nee.) Een gouden ring? (Brico knikt weer nee.) Oorbellen? (Brico kijkt een beetje sip.) Een kruisbeeld… Het is heel mooi. Bedankt!
BRICO: Je vindt het niet mooi.
WILLEKE: Toch wel, ik ben een beetje te verrast om veel te zeggen.
BRICO: Je had liever iets anders, iets van meer waarde.
WILLEKE: Maar dit heeft veel waarde, een symbolische waarde.
BRICO: Ik wist niet dat jij zo gelovig was.
WILLEKE: Dat ben ik ook niet, maar telkens als ik aan dit kruis denk, zal ik… euh… aan jouw kruis denken.
BRICO: Echt waar?
WILLEKE: Echt waar!
BRICO: Je doet me blozen.
WILLEKE: Ik zal je nog wat meer doen blozen. (Ze geeft hem een zoen op zijn voorhoofd.)
BRICO: Spijtig, maar ik moet nu gaan. De andere paters zullen zich afvragen waar ik blijf. (Hij neemt zijn cassetterecorder en werkkoffer.)
WILLEKE: (Als Brico de scène wil verlaten) Ik vind het echt heel mooi.
BRICO: Je bent klusjespater of je bent het niet. (Af. Bij het passeren van het kruisbeeld maakt hij een kruisteken.)
WILLEKE: Weinig mensen kunnen zeggen dat ze zoveel in een biechtstoel zitten als ik. Ik zal zeker een rein zieltje hebben. Nu is het nog wachten op de laatste klant. Père Sourire is volgens mij niet zo zot als hij zich voordoet. Geen woorden maar daden, is zijn motto. (Père Sourire op) Daar heb je hem.
SOURIRE: Wees gegroet, Willeke, vol van genade.
WILLEKE: Dag, père Sourire, hoe gaat het?
SOURIRE: Gezegend zijt gij boven alle vrouwen. (Hij neemt Willeke bij de arm en brengt haar zo naar de biechtstoel.)
WILLEKE: Heer, ik ben niet waardig dat gij tot mij komt...
SOURIRE: Maar zwijg en verlos mij. (Ze verdwijnen in de biechtstoel. Net voor père Sourire de gordijntjes dicht doet, zegt hij nog...) Ontferm u over mij, arme zondaar.
(Heel even pretgeluiden en gewapper van gordijntjes)
SOURIRE: (Hij verlaat de biechtstoel als eerste.) Bid dat mijn offerande aanvaard mag worden door God de Almachtige Vader.
WILLEKE: Oud ja, zot misschien maar zeker niet versleten.
SOURIRE: (Hij geeft haar nog een kus op haar hand.) Voorwaar, voorwaar, heden was ik met u in het paradijs. (Af. Bij het passeren van het kruisbeeld steekt père Sourire zijn tong uit.)
WILLEKE: Ziezo, mijn wekelijks bezoekje aan de Flapuiten zit erop. Ik hoop dat pater Spekvet mijn kaas en bier klaargezet heeft. Anders hou ik aan dit bezoekje alleen een kruisbeeld over... en een rein zieltje. (Ze wil de scène verlaten. Abraham Isaak op)
ABRAHAM: Dag, juffrouw. Gaat u hier weg?
WILLEKE: Ja...
ABRAHAM: Dan hebt u meer geluk dan ik.
WILLEKE: (Tot Abraham) Wie bent u? Een nieuwe Flapuit?
ABRAHAM: Zie ik er zo dom uit?
WILLEKE: Om eerlijk te zijn... nog dommer.
ABRAHAM: Wat komt u hier doen?
WILLEKE: Ik... euh.. ik zorg voor... euh... de bevrijding.
ABRAHAM: (Hij vliegt haar om de nek.) Echt waar... Eindelijk... na al die jaren... word ik bevrijd.
WILLEKE: De paters Flapuiten zijn vlugge jongens, maar deze hier breekt alle records.
(Abraham wil haar uit dankbaarheid kussen. Willeke vindt hem iets te ontstuimig en slaat op de vlucht. Ze zoekt dekking achter het altaar.) Bij hem lijkt het me langer dan een week geleden. Neem me niet kwalijk, maar met een nieuwe klant wil ik altijd eerst even kennismaken voor ik eraan begin.
(Ze drukt per toeval op het knopje. We horen weer een explosie en bombardementen.)
ABRAHAM: Hier klopt iets niet. Jij zei daarnet dat je me kwam bevrijden, maar ik hoor dat de Duitsers Poepertinge nog steeds bombarderen.
WILLEKE: Duitsers? Bombarderen?
ABRAHAM: Natuurlijk... Ik durf mij al meer dan 50 jaar niet meer in het openbaar vertonen, want Hitler en zijn clubje heeft het niet voor joden. Dat weet ge toch?
WILLEKE: Ja, en ik weet ook dat Hilter al bijna 60 jaar dood is.
ABRAHAM: Wat zegt gij daar?
WILLEKE: De Tweede Wereldoorlog is al meer dan 50 jaar afgelopen.
ABRAHAM: Die vuil flapdrollen...
WILLEKE: De laatste oud-strijders zijn nu krasse tachtigers die met hun achterkleinkinderen op schoot zitten.
ABRAHAM: Jaren aan een stuk hebben die oplichters mij laten betalen voor hun vieze kost en primitieve inwoon.
WILLEKE: Je ziet er niet alleen dommer dan de Flapuiten uit. Je bent ook dommer.
ABRAHAM: Hier gaan ze niet goed van zijn. (Hij drukt nu zelf op het knopje. We horen nogmaals de explosie en de bombardementen.) Nu gaat er hier pas een bom ontploffen.
WILLEKE: Een sexbom?
ABRAHAM: Waar blijven die flapdrollen nu?
WILLEKE: Het wordt hier wat te gevaarlijk. Ik kom volgende week wel eens kijken hoe het in dit oorlogsgebied gesteld is. (Af)
ABRAHAM: Als hier volgende week nog een klooster is. Als ze het aan mij ligt, behoort de orde van de Flapuiten weldra tot de geschiedenis.
(Abraham drukt weer op het knopje. We horen nogmaals de explosie en de bombardementen. Vader abt, pater Portier, Spekvet, Brico en père Sourire op.)
ABT: Wat is dat hier allemaal?
ABRAHAM: Dat zou ik aan jullie moeten vragen.
PORTIER: Volgens mij heeft hij het ontdekt.
ABRAHAM: Ik heb inderdaad ontdekt dat de Tweede Wereldoorlog al meer dan 50 jaar afgelopen is. Wat hebt ge daarop te zeggen?
ABT: Niet veel.
BRICO: Ik zou zeggen, inpakken en wegwezen.
ABRAHAM: Vergeet het! Ik blijf hier.
PORTIER: Vindt gij het hier dan zo goed?
SPEKVET: Hij zal het eten lekker vinden.
ABRAHAM: Nee, maar ik wil het geld dat ik hier meer dan 50 jaar voor vieze kost en primitieve inwoon betaald heb terug. Met intrest...
ABT: Dat zal niet gaan. Al dat geld is op.
ABRAHAM: Zorg dan maar voor nieuw geld.
PORTIER: Hoe gaan we dat doen?
SOURIRE: Wie zoekt, zal vinden.
ABRAHAM: Dat is jullie probleem. Jullie hadden me maar niet moeten bedriegen.
ABT: En jij had maar zo dom niet moeten zijn om je te laten bedriegen. Wie gelooft er nu dat een oorlog meer dan 50 jaar kan duren?
ABRAHAM: Al eens over de 100-jarige oorlog gehoord? Hoe kon ik trouwens weten dat de oorlog voorbij was… Er komt hier nooit een krant in huis. En radio of televisie hebben jullie ook niet.
SOURIRE: Zalig zijn zij die geloven en niet zien.
ABT: Je hebt het ook nooit gevraagd.
ABRAHAM: Zouden jullie me de waarheid verteld hebben?
ABT: (Weinig overtuigend) Ja…
ABRAHAM: Vergeet het! Jullie zijn een stelletje leugenaars.
SOURIRE: Mijd de achterklap en het liegen.
ABRAHAM: De theorie kennen jullie wel, maar in de praktijk brengen jullie er niets van terecht.
ABT: Je moet het positief bekijken. Jij hebt de Flapuiten van de ondergang gered.
ABRAHAM: Dat is misschien nog de grootste ramp. Maar weten jullie wat ik ga doen? Ik stap naar een advocaat en zeg dat jullie mij hebben misleid.
SOURIRE: En leid ons niet in bekoring maar verlos ons van het kwade.
ABRAHAM: Ik zal mij inderdaad van het kwade verlossen... (Hij wil vader abt aanvallen.)
ABT: Volgens mij is het nu sabbat en dan mogen jullie geen arbeid verrichten. Laat staan iemand afranselen.
ABRAHAM: Ik ga hier niet te veel woorden aan vuil maken. Over precies een week kom ik terug. Dan krijg ik mijn geld of vertellen jullie mij wat jullie gaan doen om het me te kunnen teruggeven.
SPEKVET: Een week?
ABT: Dat is veel te kort.
ABRAHAM: (Hij wil weggaan.) Jullie geldzucht heeft ervoor gezorgd dat ik nooit kinderen of kleinkinderen zal hebben.
BRICO: Het is daar toch nog niet te laat voor.
ABRAHAM: Spot er nog wat mee… Een week en geen dag langer. (Af)
SOURIRE: Dat wordt geen goede week.
PORTIER: Over hoeveel geld gaat het eigenlijk?
ABT: Laat ons zeggen 55 jaar aan gemiddeld 20 000 BEF per maand. Dat maakt...
SPEKVET: Heel veel geld...
ABT: 13 200 000 frank.
BRICO: En dan moet de intrest er nog bij.
ABT: Twee percent van 13 200 000 frank, dat maakt...
PORTIER: Twee percent intrest, is dat niet wat weinig?
ABT: Joden zijn altijd al gierig geweest, dan moeten ze nu ook maar met weinig tevreden zijn.
PORTIER: Ik heb anders altijd gehoord dat joden met woekerintresten werken.
ABT: ... dat maakt 264 000 frank intrest. Afgerond moeten we Abraham Isaak dus
13 450 000 BEF betalen.
SPEKVET: Zoveel geld krijgen we op een week niet bijeen.
PORTIER: Zo’n som krijg je zelfs op 100 jaar niet bijeen.
BRICO: Niet zo pessimistisch, medebroeders. Ik heb een idee, we maken houten kruisbeelden en verkopen die aan 100 frank per stuk.
ABT: Dan moeten we 134 500 kruisbeelden verkopen en dat lukt ons nooit.
SPEKVET: De mensen kopen trouwens geen kruisbeelden meer.
BRICO: Dan maken we Madonnabeeldjes...
PORTIER: Dat lijkt me niet gemakkelijk.
BRICO: Laat mij maar doen. Ge weet dat ik nogal handig ben in die dingen.
ABT: Als jonge gasten de naam Madonna horen, dan denken ze allemaal aan die zedeloze zangeres.
SOURIRE: Leve Sodom en Gomora.
SPEKVET: Ik heb een beter idee. We verkopen mijn eigen gebrouwen bier en mijn zelfgemaakte kaas.
PORTIER: Dat gaat ons een fortuin aan doktersrekeningen kosten.
SPEKVET: Hoe?
PORTIER: Wie van jouw bier drinkt en van jouw kaas eet, wordt gegarandeerd ziek.
SPEKVET: Jullie worden daar toch niet ziek van.
PORTIER: Nee, wij zijn daar na al die jaren immuun voor geworden.
SPEKVET: Toen onze grote baas het water in wijn veranderde, zal dat ook maar Château Migraine geweest zijn.
ABT: Ik wacht nog altijd op het eerste bruikbare voorstel.
PORTIER: We fusioneren met een ander klooster.
SPEKVET: Liefst met een vrouwenklooster.
ABT: Vergeet het. Vrouwen zouden langzaam maar zeker de ondergang van onze kleine gemeenschap betekenen. Vrouwen zijn trouwens de ondergang van heel de gemeenschap.
PORTIER: Hoe staat het met de giften?
ABT: De laatste giften dateren van korts na de oorlog.
SPEKVET: Wat? Van na de Tweede Wereldoorlog?
ABT: Nee, van na de Eerste Wereldoorlog...
BRICO: Wat brengen de aflaten op?
ABT: Niets…
BRICO: Hoe niets?
ABT: In de Middeleeuwen kochten de mensen nog aflaten, maar tegenwoordig gelooft geen mens daar nog in.
BRICO: Leven wij dan niet meer in de Middeleeuwen?
SPEKVET: We hebben dringend nieuwe roepingen nodig.
ABT: Daar zit iets in. Een van onze regels zegt dat nieuwe roepingen al hun bezittingen aan de orde moeten afstaan.
PORTIER: We moeten dus proberen een stinkend rijkeluiskind te roepen.
BRICO: Hoe lok je een gezonde jonge kerel met alleen de geloftes van armoede en kuisheid achter de hand?
ABT: Denk eens aan alle voordelen die wij te bieden hebben...
SPEKVET: Welke voordelen zijn dat dan?
ABT: Wel... euh... werkzekerheid!
SPEKVET: Is dat een voordeel? Je wordt zo moe van al dat werken.
BRICO: Stel dat werkzekerheid een voordeel is. Noem dan nog eens een voordeel.
ABT: Wel... euh... er zijn er zoveel... Ja zeg, waarom zijn jullie dan bij de Flapuiten gegaan?
BRICO: Dat vraag ik me al lang af.
PORTIER: Als we nu eens aan een nieuwe look werken...
SPEKVET: Weer werken...
ABT: Er zit wel iets in, maar ik kan niet dadelijk een nieuwe look bedenken.
PORTIER: Ik ook niet.
BRICO: Ik ook niet.
SPEKVET: Ik eigenlijk ook niet.
PORTIER: Als we het zelf niet kunnen, dan huren we iemand in.
ABT: We moeten geld inzamelen, niet uitgeven.
PORTIER: Dat noemen ze investeren. Een klein visje uitgooien om een grote te vangen.
SOURIRE: De wonderbare visvangst...
ABT: Ik hoop het... En dan maar hopen dat de rijke roepingen in bosjes naar hier komen.
SPEKVET: De vraag is: “Waar vinden we iemand die ons kan helpen?”
BRICO: In de gouden gids. Laat dat maar aan een echte doe-het-zelver over.
PORTIER: Doe-het-zelvers zijn we allemaal.

EINDE EERSTE BEDRIJF!!!