HET GEHEIM VAN DE GROTE KRONOMETER, verteltheater door Dirk Dobbeleers, naar de gelijknamige jeugdroman van Patrick Lagrou

De toneelmonoloog HET GEHEIM VAN DE GROTE KRONOMETER wordt beschermd door Sabam. Indien u dit toneelstuk wenst op te voeren, dient u over de schriftelijke toestemming van de rechthebbenden te beschikken, die kan verkregen worden via het contactformulier (klik op de titel van dit artikel). U dient ook de opvoeringsrechten te voldoen aan Sabam, vastgesteld op 80 euro/opvoering.

TILLO:

Hallo, ik ben Tillo, gewoon Tillo. Ik kom jullie iets vertellen van toen ik zo oud was als jullie. Zoals jullie kunnen zien is dat al een hele tijd geleden. Pas op, het is niet zomaar een verhaaltje. Wat ik ga vertellen is echt gebeurd. Sommigen van jullie zullen me niet geloven, maar zo’n kereltjes noem ik wijsneuzen. Ik was een gewone tienjarige jongen. Ik leefde in een gewoon huis in het dorp Elzendam met een gewone mama en papa, maar met een allesbehalve gewone zus. Ik denk trouwens dat gewone zussen niet bestaan. Karina is drie jaar ouder als ik. Mijn grootste vriend is Blaffer, onze hond. Met hem maakte ik lange wandelingen, het liefst van al gingen we samen naar het Bramenbos. Daar kon je ongelooflijke kampen bouwen. Maar dan alleen op woensdagnamiddag, in de weekends en tijdens de vakanties. Op de andere dagen moest ik naar school.
Maar op een dag, het was een vrijdag, gebeurde er iets speciaals. De dag begon zoals alle andere dagen. Ik had geen zin om op te staan. Mama riep een aantal keer, maar ik het was toch zo lekker warm in mijn bed. Tot mama naar boven kwam, ze schudde me door elkaar. Het enige middel om me wakker te krijgen.

De acteur leeft zich zowel in de rol van mama als van Tillo in. Hij draait zich in bed om,
geeuwt, schudt hem door elkaar, rekt zich uit…


Ik had geen tijd meer op te ontbijten, anders kwam ik te laat op school. Mama smeerde vlug een boterham met een dikke laag choco voor onderweg. Ik moest mijn spullen voor school nog bij elkaar zoeken.

Tot het publiek

Wat heb je eigenlijk nodig om naar school te gaan? Bij mij is het al zolang geleden.

Hij luistert naar het publiek en haalt er een aantal (leuke) items uit zoals…

Een boekentas natuurlijk.

Hij neemt een boekentas die voorzien is van de nodige riemen zodat hij op de rug kan
gedragen worden.

Een propere zakdoek… Jullie vergeten iets… Ik heb ook mijn triestigste gezicht nodig. Laten eens allemaal het gezicht zien dat jullie op maandagmorgen trekken. Oei, hier en daar zie ik zelfs iemand met een brede glimlach om zijn mond. Goed, ieder zijn zin. Ik ging in elk geval niet graag naar school. Zo saai en dan ’s avonds nog huiswerk maken en lessen leren. Maar op die bijzonder dag, die voorlopig nog gewoon verliep, moest ik dus naar school.

Bedankt voor de boterham, mama!

Hij begint een boterham te eten. Hij vertelt voort.


Het was zalig weer! Eigenlijk is het zonde dat je op zo’n dagen naar school moet. Gelukkig was het een vrijdag en stond er een zalig weekend voor de deur. Maar wat lag daar voor mijn voeten in het gras te blinken?

Tillo bukt zich en raapt een gouden chronometer op.

Een horloge… Het zag er erg oud uit. De opa van mijn mama droeg er zo een. Ik heb het eens op een foto gezien. Het leek wel van goud. Ik wilde natuurlijk weten of het horloge nog juist liep. Het gekke was dat het uurwerk maar één wijzer had. En die wijzer bewoog even snel als de secondewijzer op mijn uurwerk. Vreemd. Ik bestudeerde het kleinood nog eens aandachtig en toen zag ik dat er van boven een drukknop zat, net zoals op een chronometer. Mijn vingers jeukten. Zou ik het doen?

Tot het publiek.

Wie wil dat ik op het knopje druk? Wie niet? Goed, jullie zijn gewonnen. Ik doe het!

Tillo drukt op het knopje.

Weten jullie wat er gebeurde? De wijzer die daarvoor zo ijverig rondgetikt had, stond nu stil. Ik drukte nogmaals op het knopje en de wijzer tikte opnieuw vrolijk rond. Stoppen! Tikken! En weer stoppen. Ik vond het best een leuk spelletje. Na een tijdje werd ik het natuurlijk beu. Ik bestudeerde de chronometer wat beter. Het was zo’n ding dat je in je vestzak moest bewaren. Wou je weten hoe laat het was, dan haalde je het er met veel show uit. Mijn overgrootvader was daar specialist in.

Hij demonstreert.


Nu is het aan jullie. Stel dat jullie ook zo’n oud horloge in je zak bewaren en jullie willen nu weten hoe laat het is. Haal het er maar uit.

Tillo kan aanwijzingen geven.

Goed zo, showbeesten. Steek hem maar weer weg. Bovenaan mijn chronometer zat een ringetje en aan dat ringetje zat een kettinkje. Ik begreep het dadelijk. Het ringetje was opengegaan en zo was de eigenaar zijn kleinood verloren. Maar wie liep er nog met zo’n oud ding in zijn zak rond? Waarschijnlijk de een of andere oude man… Ik kon het ding beter naar de politie brengen. Tijdens de middagpauze zou ik aan de meester vragen of ik mijn chronometer naar de politie mocht brengen. Nu had ik geen tijd meer, want de bus kon alle minuten aankomen.

Tillo kijkt op zijn uurwerk.

Ik keek nogmaals naar mijn horloge en schrok. Nog maar kwart over acht. Ik zou gezworen hebben dat het later was. Over één minuut moest de bus aan de halte zijn, maar ik zag ze nog niet aankomen.

Hij kijkt reikhalzend uit.

Voor mijn part mocht de bus gerust te laat komen. Alleen kreeg je wel straf als he te laat kwam. En op die bewuste vrijdag was het echt te mooi weer om straf te schrijven. De bus kwam er maar niet door. Zou ze motorpech hebben of staakten de bussen weer?

Tillo kijkt weer op zijn uurwerk.

Ik schrok me een ongeluk. Het was nog steeds kwart over acht.

Hij schudt even met zijn horloge.

De secondewijzer liep niet meer. Hoelang stond dat onding al stil? Ik vreesde dat de bus al lang voorbijgereden was. En de lessen op school waren waarschijnlijk ook al lang begonnen. Wat moest ik doen? Wachten op de volgende bus of te voet naar school gaan? Ik liet het lot beslissen. Wacht, dit stukje kunnen we even naspelen.

Hij haalt een geldstuk uit zijn zak.


Bij kop, wacht ik op de volgende bus. Is het let, dan ga ik te voet.

Hij gooit en vangt het muntstuk op.

Let… Wat had ik nu weer gezegd?

Hij laat het publiek reageren.

Dat is gek. Jaren geleden ging ik ook te voet. Ik stapte flink door. Dat mooie weer maakte me goed gezind en ik begon te fluiten.

Hij begint te fluiten, maar stopt al gauw.

Rondom mij was alles heel stil, verdacht stil zelfs. Er floten geen vogels, er reden geen auto’s voorbij. Maar weet je wat het gekste was? Een eindje verder zag ik een meisje op een fiets. Ze trapte precies uit volle macht, maar in feite stond ze stil en ze keek alsof ze een paraplu had ingeslikt. Daar was iets niet pluis.
In het midden van een kruispunt stond een auto stil. De chauffeur zat over zijn stuur gebogen. Zou die man iets aan zijn hart gekregen hebben? Ik ging er aarzelend naar toe. Hij voelde niet koud aan. Dus hij leefde nog.

Hij schudt de denkbeeldige man door elkaar.

Maar er was wel geen beweging in te krijgen. Was die man gehypnotiseerd? Ik begreep er niks meer van. De bus die niet opdaagde, de stilte en het meisje op haar fiets dat maar niet vooruit geraakte. Wat stond er me nog allemaal te wachten? Ik zou op school heel wat te vertellen hebben. Als ze me maar geloofden… Ik moest me haasten. Ik kon dus niets doen voor die kleine meid op haar kinderfiets. De plicht riep… Dat meisje zou wel weer vanzelf wakker worden.
Wakker worden… Dat was het. Ik sliep nog en droomde. Of beter nog… ik was aan het slaapwandelen. En wat heb ik toen gedaan? We zullen het eens naspelen.

Hij kiest iemand uit het publiek.

Wil jij eens in mijn arm knijpen? Au, dat doet pijn. Zo hard hoefde je nu ook weer niet te knijpen. Maar het deed pijn, dus ik droomde of slaapwandelde niet. Even dacht ik dat de wereld bestraald werd door appelblauwzeegroene marsmannetjes. Hola, je moet daar niet mee lachen, ik heb dat eens in een strip gelezen. Al geloofde ik het toen ook niet… Maar waarom stond dan iedereen stil? Ik zag in de wei zelfs een koe met opgeheven staart staan en ergens halverwege hing een koeienvla. Het beest zelf stond er zo stijf als een hark bij, precies alsof het opgezet was. Ik was blijkbaar de enige die nog kon bewegen. In welke wereld was ik aanbeland?
Ik begreep er niks van. Ik dacht na… Wanneer was het fout gaan lopen? Van toen ik met die gevonden chronometer ben gaan spelen.

Hij haalt het ding weer uit zijn zak.

Was dit kleine ding werkelijk de oorzaak van alles? Dat kon toch niet. Ik had alleen maar op het knopje geduwd om de wijzer te laten ronddraaien.

Hij duwt ook nu op het knopje.

Plof! Eindelijk viel die koeienvla op de grond. De auto’s reden ook weer. En het meisje fietste ook weer vrolijk in het rond.
Dit was pure magie… Ik duwde op één simpel knopje en alles ging weer zijn gewone gang. Mijn vingers jeukten om het nog eens te doen. Wat zouden jullie gedaan hebben? Het nog eens proberen? Goed dan, hier gaan we!

Hij duwt nog eens op het knopje.

Het was ongelooflijk! Fantastisch! Mijn horloge tikte weer. Het was nog altijd kwart over acht. Ik was al bijna op school en had nog een kwartier de tijd. Eerst wou ik langs het politiekantoor gaan om het horloge als gevonden voorwerp af te geven. Maar dan was ik het natuurlijk voorgoed kwijt en ik kon er me zo goed mee amuseren. Nee, nee, ik besloot de chronometer nog even bijhouden. Ik zou hem later wel wegbrengen.

Hij steekt het horloge terug in zijn zak.

Ik mocht het zeker niet kwijtspelen, want zo’n gouden horloge was natuurlijk heel veel waard. Misschien kreeg ik van de eigenaar wel een beloning als ik het terugbracht.

Het zou leuk kunnen zijn om een spelletje met het publiek te spelen. Op het knopje duwen is
stilzitten en zwijgen. Als er nogmaals op het knopje geduwd wordt, mogen ze wiebelen en
lawaai maken. Stoorzenders kunnen het natuurlijk danig verknoeien.

Maar voor ik het terugbracht, wou ik met het horloge enkele goede grappen uithalen. Zo wou ik al heel lang eens graag met een speld in de buik van meester Peeters prikken. Toen ik hem pas kende, dacht ik dat hij een ballon onder zijn hemd verborg. Zo dik was hij, net een zwanger nijlpaard. En voor hij begon te spreken, schraapte meester Peeters altijd zijn keel en rochelde even. Meestal ging dat gepaard met een regen van speeksel. Erg vervelend voor wie zich in zijn buurt bevond. Ik had meermaals zin om een paraplu mee naar school te nemen.

Tillo smijt zijn schooltas neer.

Ik kwam op school aan. Oef! Nog net op tijd… De meester begon druk met de bel hen en weer te zwaaien. Bah! Ik nam me voor om een van de volgende dagen de klepel eruit te halen. Ik zie de meester al zwaaien met een bel waaruit geen geluid komt.

Tillo zet zich flink in een denkbeeldige rij. Tillo maakt het publiek duidelijk dat hij moe
zwijgen. Tillo stapt in de rij naar de klas. Hij gaat aan een (denkbeeldige) bank zitten.

‘Huistaken op de hoek van de bank leggen!’ brulde meester Peeters. Ik wilde mijn boekentas opendoen toen ik plots besefte dat ik mijn huistaak niet gemaakt had. Ik zag maar één mogelijkheid. Mijn hand gleed in mijn broekzak en duwde op het knopje van de chronometer. Oef! De tijd stond stil. Ik keek even rond in de klas.
Het was wel een grappig zicht. Iedereen zat met zijn arm in zijn schooltas op zoek naar zijn huistaak. Ik moest vlug iets bedenken, maar wat.
Plots wist ik het. Ik nam de huistaak van Pieter uit zijn schooltas. Ik gumde zijn naam die hij er in potlood boven had geschreven weg en verving hem door mijn naam. Ik legde de huistaak netjes op de hoek van mijn bank. Ik wilde weer op het knopje drukken, maar toen dacht ik bij mezelf dat Pieter nog wel een extra straf verdiende. Voor al de keren dat hij me gepest had. Ik liep vlug naar buiten en haalde een verse koeienvla uit de wei. Ik stak die in zijn schooltas. Ik ging netjes op mijn stoel zitten en drukte weer op het knopje. Iedereen haalde zijn huistaak boven. Alleen Pieter tastte met zijn hand diep in de koeienstront. En Staf die naast Pieter zat, begon te roepen dat hij het niet kon uithouden van de stank. De meester zette streng zijn armen in zijn zij en kwam op Pieter af. ‘Heb je je huistaak nu nog niet? Wacht, ik zal je een handje helpen. Hij nam de schooltas van Pieter en draaide die ondersteboven. De stront lekte op de glimmende schoenen van meester Peeters. Ik moest oneindig veel moeite doen om mijn lach in te houden. Meester Peeters brulde zoals hij nog nooit gebruld had. ‘Pieter, ruim die vieze troep onmiddellijk op en voor de rest van de dag schrijf jij straf.’
Ik kon mijn lach echt niet meer inhouden en proestte het uit. Meester Peeters vond het helemaal niet grappig. ‘Neem een blad papier!’ zei hij streng. ‘Ik zal jullie overhoren en reken maar dat ik het extra moeilijk zal maken.’
Ik had inderdaad geen reden meer om te lachen. Ik was niet van de slimsten en er stond een massa oefeningen op dat blad. Bovendien kregen we maar een kwartier de tijd. Ik begon eraan, maar het liep verre van vlot.

Tillo steunt op zijn linkerarm, dan verwisselt hij zuchtend van arm. Hij krabbelt wat op zijn
blad.

Al gauw merkte ik dat ik nooit op tijd klaar zou geraken. Ik zag nog maar één oplossing: de chronometer.

Tillo tast in zijn zak en haalt zijn chronometer eruit.

Mijn hand beefden, want als de meester me met mijn handen in mijn zak betrapte, dan zwaaide er wat. Maar ik had geen andere keuze.

Tillo laat zijn hand in zijn broekzak glijden en drukt op het knopje.

Hebbes! De meester pulkte net in zijn neus en moest daar zo heel de tijd blijven zitten. Ik trok enkele gekke bekken voor het gezicht van meneer Peeters. Om er zeker van te zijn dat hij wel degelijk bevroren was.

Tillo trekt enkele gekke bekken naar het publiek.

Toen de meester niet reageerde, wist ik dat de kust veilig was. Ik ging naar de kast en haalde er een map uit. In die map bewaarde meester Peeters de oplossingen van alle overhoringen. Ik begon de uitkomsten op mijn gemak over te schrijven. Ik moest me helemaal niet haasten. De tijd stond toch stil. Toen ik alles overgeschreven had, legde ik de map met oplossingen weer in de kast. Ik ging terug naar mijn plaats en kwam voorbij de bank van Jef Fransen, de slimste jongen van de klas. Eerst wou ik op zijn blad wat uitkomsten veranderen. Ik heb het toch maar niet gedaan. Jef was wel een vervelend kwastje, maar dat was nog geen reden om hem te bedriegen.
Ik ging braafjes zitten en drukte op het knopje. Van één ding was ik inmiddels 100 % zeker. Ik zou nog een hele tijd wachten voor ik het horloge naar de politie terugbracht. Dat apparaatje was veel te nuttig.

Tillo zit flink te wachten.

‘Pennen neer! Nu!’ brulde de meester op zijn gekende manier.
Iedereen gehoorzaamde onmiddellijk. Als je nu nog iets schreef, dan pakte de meester je blad af om het in wel duizend stukjes te scheuren. Dat deed hij regelmatig en met veel plezier dan nog.
De meester kwam naar mij toe en begon gemeen te grijnzen. ‘Ik hoop dat ik genoeg rode inkt heb om de overhoring van onze vriend Tillo te verbeteren.’ Hij bekeek mijn sommen. Zijn ogen werden groter en groter.

Tillo beeldt – overdreven – uit.

‘Maar dit is ongelooflijk!’ riep hij uit. Ik kan hier zelfs met een vergrootglas geen fout in vinden. Proficiat, Tillo. Voor één keer heb je je les grondig geleerd.
De rest van de schooldag verliep even saai en langzaam als de andere schooldagen. Alleen keek meester Peeters heel wat vriendelijker naar mij.
Eindelijk was het 4 uur. Meester Peeters zei dan steeds: ‘Jongens, ik heb slecht nieuws. Jullie zullen mij twee dagen moeten missen, want het weekend begint.’ Hij lachte steeds overdreven hard met zijn eigen grapje. Wij vonden het een heel flauwe opmerking.
Maar dat kon de pret van wat daarna gebeurde niet drukken. De schoolpoort zwaaide open en viel voor twee lange dagen achter ons dicht. Twee dagen lang zonder die saaie meester Peeters, zonder straf, huiswerk en lessen. Twee dagen naar hartelust spelen in het Bramenbos. Kampen bouwen, picknicken, in bomen klimmen. Allemaal dingen wat je op school niet kon. Eigenlijk zou het andersom moeten zijn. Twee dagen school en een weekend van vijf dagen. Dat is pas een zalig leventje!

Tot het publiek

Wie is er voor mijn voorstel? Goed, ik zal het eens voorstellen aan de minister.
Toen ik terug naar hui stapte, bedacht ik enkele fratsen die ik tijdens de komende schoolweek met mijn chronometer kon uithalen. Ik wou de sigaar van meester Peeters vervangen door een klapsigaar. Of een punaise op zijn stoel leggen…
Ik was thuis voor ik het goed en wel besefte. En wat rook ik daar? Varkenslever! Bah, ik lust geen varkenslever. Wie van jullie lust er varkenslever? Groot gelijk, varkenslever is vies en stinkt. Weten jullie wat ik mij afvraag: waarom zijn alle lekkere dingen ongezond en alle vieze dingen gezond?
Spijtig genoeg stond varkenslever bij ons vaak op het menu, want het was de lievelingskost van vader. Mama’s en papa’s hebben soms toch zo’n slechte smaak. Waarom kiezen ze geen frietjes als lievelingskost?
Maar van mama moest ik alles eten, ook varkenslever. ‘Je bent al zo mager, zei ze steeds.’ (In het geval van Paul.) Ja, toen was ik nog mager. (Sorry, Paul.)
Maar daar zat ik dus met een stuk varkenslever op mijn bord. Het stonk naar zweetvoeten. Maar wie zat er naast mijn bord te kwispelstaarten met zijn tong ver uit zijn muil van de goesting? Blaffer, onze dashond. Hij zag die varkenslever wel zitten.

De acteur beeldt de bedelende Blaffer uit.

Dankzij Blaffer en de chronometer geraakte ik van dat stuk lever verlost. Weten jullie hoe ik dat aanpakte? Ik sneed een stuk vlees af en stopte dat in mijn mond om mama en papa de indruk te geven dat ik het opat. Maar dan drukte ik vlug op het knopje. Ik haalde het brokje lever uit mijn mond en gaf dat aan Blaffer. Die schrokte het met veel smaak op. Ik sneed het vlees in twaalf stukjes en drukte evenveel keer op het knopje van de chronometer. Ik kon het stuk lever niet in één keer aan Blaffer geven, want dat zou teveel opvallen. Mama was heel blij dat ik de lever zonder zeuren had opgegeten. Als beloning kreeg ik een ijsje. Soms viel er een druppel op de grond, maar daar wist Blaffer wel raad mee. En hij had dat verdiend.
Na het eten mocht ik nog even spelen, maar daarna moest ik gaan slapen. Ik trok naar bed met een spannend griezelboek. Om negen uur knipte ik het licht uit. Dat moest van mama. Maar omdat het zo’n spannend verhaal was, wilde ik nog verder lezen. Daarom nam ik mijn zaklamp erbij.
Mama en papa controleerden zelden of ik al sliep. Tot die avond… Mama vloog mijn kamer binnen. ‘Ik dacht wel dat je weer met je neus in een griezelboek zou zitten,’ zei ze streng. ‘Ik wil niet dat je zo’n griezelige verhalen leest net voor je moet gaan slapen. ’ Mama droeg haar jachtjapon en een haarnetje. Ze had haar vals gebit niet in. Om eerlijk te zijn vond ik haar veel griezeliger dan mijn boek.
Ik zei dat ik niet moe was, maar mama wilde niet luisteren. Ik moest mijn boek aan haar geven zodat ik zeker niet kon voort lezen. Als straf kreeg ik het pas zondagmorgen terug.

Ik was natuurlijk razend nieuwsgierig naar de afloop van het boek. Hoe kon ik nu zo
stom zijn om me te laten betrappen? Toen dacht ik aan de gouden chronometer. Dat was de oplossing. Ik drukte op het knopje en sloop op mijn tenen naar de slaapkamer van mama en papa. Blaffer lag in de gang. Het beestje verroerde geen vin. Gewoonlijk begon Blaffer te kwispelen en mijn hand te likken als hij me zag. Ik duwde de slaapkamerdeur open. Eigenlijk mocht ik daar niet binnen zonder te kloppen. Mama en papa sliepen nog niet, want hun ogen stonden wijdopen. Ze deden een of andere ingewikkelde yoga-oefening. Mijn boek lag op het nachtkastje van mama. Ik nam het vlug mee en kroop weer onder de wol. Ik las het boek in één ruk uit. Hoelang ik gelezen had, wist ik niet. Want de tijd stond nog steeds stil.
Mama had wel gelijk. Die spanning was niet goed voor me. Ik hoorde allerlei rare geluiden en voelde me niet op mijn gemak. Ik was zelfs een beetje bang. Maar niet voortvertellen, hé… Snel zette ik de chronometer weer op. Als er nu iets gebeurde, dan kon mama of papa me komen helpen. Toen ging ik slapen.

Tillo legt zich neer. Het is even stil. Dan schiet hij plots recht.

Nee, jullie krijgen me niet te pakken, vieze vampiers.

Hij gaat weer liggen. Even is het rustig, dan veert Tillo recht.

Laat me los, ik heb jullie niets misdaan. Au!

Weer liggen en rechtkomen.

Genade, meneer de vampier, genade.

Tillo kruipt en rolt over de scène. Na een tijdje staat hij recht.

Dat boek bezorgde me de ene nachtmerrie op de andere. Ik besloot het terug naar de slaapkamer van mama en papa te brengen. Ik drukte nog een keer op het knopje van de chronometer en legde het boek netjes terug op het nachtkastje. Daarna verliep de nacht heel wat rustiger. Toch voelde ik me ’s morgens niet helemaal uitgeslapen.

Tillo rekt zich uit en geeft een vermoeide indruk.

Ik rekte me nog eens goed uit en slofte naar de badkamer. Ik wilde er net binnengaan om mijn kleren te pakken toen mijn zus begon te gillen.
‘Niet binnenkomen, Tillo. Ik zit in bad!’ Dat was Karina. Die eiste elke morgen de badkamer bijna een uur op, de egoïst. Ik wilde alleen mijn kleren pakken, maar van mijn zus moest ik wachten tot zij klaar was. Pfft… Dat kon nog lang duren. Ik stelde voor om mijn ogen te sluiten, maar Karina dacht er niet aan om me binnen te laten. De ellende begon toen mijn zus twaalf jaar geworden was. Ze wilde zich niet meer laten zien. Mama vertelde dat Katarina stilaan een vrouw werd. ‘Dat duurt maar een paar jaar,’ voegde ze er weinig bemoedigend aan toe.
Ik wou niet eens een half uur wachten, laat staan een paar jaar. Ik nam de chronometer en duwde op het knopje. Ik ging de badkamer binnen. Karina gaf geen kik. Normaal zou ze het hele huis bijeen hebben gegild. Waarom dat weet ik niet, want er was niets te zien. Moest ze daarvoor een beha dragen? En de hele badkamer voor zich alleen opeisen? Ik pakte vlug mijn kleren, ging naar mijn kamer en kleedde me aan. Fluitend huppelde ik de trap af. Ik ging aan de ontbijttafel zitten en drukte op het knopje. Plots klonk er een oorverdovende gil vanuit de badkamer. ‘Het spookt hier!’ riep Karina luidkeels. ‘Ik weet zeker dat de kleren van Tillo in de badkamer lagen. Maar nu liggen ze er niet meer. Ze zijn verdwenen.’
‘Ze zijn hier!’ riep vader terug. ‘Tillo loopt erin rond.’
Karina wist niet waar ze het had. Volgens haar spookte het in ons huis. Gelukkig gingen vader en moeder er niet dieper op in. Ze lachten er zelfs mee. Volgens mama had Karina te lang in een heet bad gezeten. Vader vond dat ze wat minder naar griezelfilms moest kijken.
Ik nam me voor om in het vervolg voorzichtiger zijn. Door niet te kunnen wachten had ik me bijna verraden. En dan was ik mijn chronometer gegarandeerd kwijtgespeeld.
Om het gesprek van onderwerp te veranderen vroeg ik aan mama of ik in het Bramenbos mocht gaan spelen. Tot mijn verbazing zei mama dat het niet mocht. Ze had op de radio gehoord dat er twee boeven waren ontsnapt en misschien hielden die zich wel schuil in het Bramenbos. Ik trok een pruillip. Kennen jullie dat? Nee, dan moeten we dat dringend oefenen.

Tillo trekt een pruillip.

Nu is het aan jullie. Ja, goed zo. Mama’s zijn niet bestand tegen pruillippen. Zeker niet als je er nog wat bij zeurt. Toe, mama, mag ik nu naar het Bramenbos? Mama begon te twijfelen. Nu was ze klaar voor de eindstoot. Ik perste zo hard dat er tranen in mijn ogen sprongen. En het lukte! Mama gaf toe. Ik sprong vlug op mijn fiets, voor mama van gedacht veranderde.
Ik trapte flink door. Ik kreeg honger. Natuurlijk… ik had die morgen niet ontbeten. Spijtig genoeg had ik geen geld bij me. Als ik nu eens naar de winkel ging… Eén simpele druk op de chronometer en ik kon alles meenemen wat ik wou, zelfs het geld uit de kassa.
Nee, dat mocht ik niet doen. Ik ben geen dief. Ik besefte wel dat je met die chronometer niet alleen goede grappen kon uithalen, je kon er ook slechte dingen mee doen zoals stelen en bedriegen. Of zelfs mensen vermoorden… Deze chronometer was een echt wapen.
Ik kon hem toch maar beter naar het politiebureau brengen. De agenten zouden wel weten hoe ze dat ding onschadelijk moesten maken. Ik fietste dus naar het politiekantoor. Het zag er vrij verlaten uit. Op de deur kleefden de portretten van twee boeven. Dat waren natuurlijk die ontsnapte bandieten. Het zagen er gemene kerels uit. Ik kwam die twee toch liever niet tegen. De ene leek op een ringstaartmaki, de andere op een breedbekkikker!

Hij kan twee gekke affiches stijl robotfoto tonen.

Er hing ook nog een briefje aan de deur. Weten jullie wat daar op stond? Ik zal het voorlezen.

Hij tast in zijn zakken en haalt er een briefje uit. Hij blijft echter zoeken...

Ben ik mijn bril toch niet vergeten, zeker. Wie wil dit briefje voorlezen?

Hij kiest iemand uit het publiek (eventueel een leerkracht).

‘Voor dringende gevallen buiten de kantooruren, gelieve u te wenden tot ons bureau in de hoofdgemeente of te telefoneren naar het nummer…’ Bedankt, ik weet genoeg.
Het bureau in de hoofdgemeente, dat was kilometers ver en een GSM bestond toen nog niet. Dat betekende dat ik pas na het weekend bij de politie terechtkon.
Ik moest iets anders bedenken. Als ik de chronometer nu eens terug op de plaats legde waar ik hem gevonden had. Dat was ook niet echt een goed idee. Stel je voor dat de eigenaar een beloning wou geven aan de eerlijke vinder. Dat kon ik toch niet laten schieten. Er zat dus niets anders op dan de chronometer nog wat bij te houden.
Ik stak het ding dus weer in mijn zak en fietste flink door. Even later bereikte ik de rand van het Bramenbos. Maar wat zag ik daar? Een lange sliert knalgele vrachtwagens, bulldozers en kranen stond in slagorde opgesteld. Ik fietste zo snel ik kon naar huis.
‘Mama, papa!’ hijgde ik. ‘Wat gebeurt er met het Bramenbos? Het staat vol kranen bulldozers.’ Mijn mama zuchtte even en begon het uit te leggen.
Barones van Biesbrouck was een maand daarvoor gestorven. Ze had een testament nagelaten. Daarin stond dat het Bramenbos aan de bewoners van het dorp moest geschonken worden zodat de kinderen er konden blijven spelen. Dat testament was echter verdwenen. Tot overmaat van ramp was er ook nog een erfgenaam opgedoken. Een verre neef, een zekere Stanislas van Biesbrouck. Hij wilde in het midden van het Bramenbos een grote villa met zwembad laten bouwen. Dan moesten er wel honderden bomen verdwijnen. Dat was nog niet alles. Rondom het bos wou die neef een metershoge omheining van prikkeldraad plaatsen. En ocharme de dieren in het bos, want Stanislas van Biesbrouck was een verwoed en genadeloos jager.
‘Dat kan toch zomaar niet,’ protesteerde ik. ‘Waar moeten wij dan spelen?’ Dat zou de barones nooit gewild hebben? We moeten dat bouwproject tegenhouden.’
‘Daar is het te laat voor. Maandag beginnen ze al te werken,’ merkte papa droog op.
Toch bestond er nog een kleine kans, maar dan moest iemand het testament van de barones zien te bemachtigen.
Ik zag de krantenkoppen al: ‘Jongen van tien redt het Bramenbos!’
Maar dat was buiten mama en papa gerekend. Van hen mocht ik niet meer in de buurt van het Bramenbos komen. Ze vonden dat te gevaarlijk. Eerst die ontsnapte bandieten en nu dit…
Ik wilde protesteren, maar ik dacht er net op tijd aan dat mama en papa die avond met mijn zus naar een concert gingen. Ik mocht niet mee. Tijdens het vorige concert had ik zo gezeurd en gegeeuwd dat Karina niet wilde dat ik nog meeging.
Ik zweeg braafjes over het Bramenbos. Anders zouden ze vlug doorhebben dat ik iets van plan was. Ik wachtte geduldig tot ze vertrokken waren.
Dan deed ik mijn dikke trui aan, stak de gouden chronometer in mijn zak, nam een zaklamp en vertrok. Ik moest kost wat kost het testament zien te bemachtigen. De chronometer kwam natuurlijk goed van pas. Ik kon er die vervelende Stanislas van Biesbrouck mee bevriezen. Dan had ik rustig de tijd om naar het testament te zoeken. Ik fietste naar het Bramenbos. Aan de rand van het bos zette ik mijn fiets tegen een boom. Gelukkig kende ik mijn weg in het bos op mijn duimpje, want het was er pikdonker. Ik wurmde me door een gat in de haag en toen bevond ik me op het domein van de barones. Ik moest alleen nog een groot grasveld oversteken en dan was ik aan het landhuis.
Maar toen liep het mis. Plots kwamen er twee grote bloedhonden op me afgerend. Ze blaften hun grote hoektanden bloot. Zij waren ongetwijfeld opgeleid om mensen in stukken te scheuren. Ik kon onmogelijk ontsnappen.

Tillo drijft het tempo op om de spanning weer te geven. De honden kunnen uiteraard
‘gespeeld’ worden.

Ik zocht naar de chronometer in mijn zak, maar was zo zenuwachtig dat ik hem niet vond. De honden waren nu vlakbij. Hebbes. Vliegensvlug haalde ik de chronometer uit mijn zak en duwde op het knopje. Net op dat moment stootten de bloedhonden zich af om me aan te vallen. Een fractie van een seconde later stonden ze stil. Oef, dat was op het nippertje. Ik aaide de dieren eens over hun kop. Ze zagen er nog steeds angstaanjagend uit.

Hij kan iemand uit het publiek (een leerkracht?) aanwijzen en eraan toevoegen: ‘Zo
ongeveer…’

Zou Stanislas van Biesbrouck het geblaf gehoord hebben? Ik rende vlug over het grasveld. In de buurt van het huis kon de neef van de barones me niet zien. Hijgend bereikte ik de voordeur. Ik voelde eraan, maar ze zat op slot. Ook de andere deuren en ramen zaten op slot. Aanbellen had geen zin, want dan moest ik eerst op het knopje van de chronometer drukken en ik had geen zin om als hondenbrokje te dienen.
Ik liep nog eens rond het huis en plots zag ik een raampje openstaan. Ik nam een aanloop, trok me aan de vensterbank op en wrong me door het kleine raampje naar binnen.

Hier liggen heel wat kansen tot uitbeelden voor het grijpen.

Ja, gelukt! Ik voelde echter nattigheid. Stond ik toch niet met mijn voeten in het toilet, zeker. Gelukkig zat er niemand op. Stel je voor dat Stanislas net zijn grote boodschap aan het doen was. Ik kroop uit het toilet en opende de deur. Ik bevond me in een grote hal. Geen Stanislas te zien. Zou hij al naar bed zijn? Ik liep de grote trap op. De trap kraakte. Het deed akelig aan, ook al wist ik dat niemand me kon horen. Boven zag ik een lange gang. Ik opende de eerste deur en schrok me een bult. Ik stond oog in oog met twee gevaarlijk uitziende kerels. Ik nam mijn zaklamp en scheen ermee in hun gezicht. Geen twijfel mogelijk! Dat waren de breedbekkikker en de ringstaartmaki.

Hij kan uitbeelden hoe ze erbij stonden.

Zij hadden ongetwijfeld gehoord dat de barones overleden was en ze dachten natuurlijk dat het landhuis verlaten was en dat er heel wat buit te rapen viel. Ik moest hen zien kwijt te geraken. Maar hoe? Opeens wist ik het. De boeven bevonden zich niet ver van de trap. Ik gaf de breedbekkikker een flinke duw. Hij vloog een eindje vooruit en viel dan op de grond. Hij lag nu vlakbij de trap. Ik gaf hem een trap zodat hij hotsend en botsend de trap afrolde.

Weer een mogelijkheid tot uitbeelden.

Ik deed hetzelfde met de ringstaartmaki. Toen ging ik kijken. Eerst dacht ik dat de boeven in stukken en brokken lagen, maar gelukkig voor hen waren ze nog heel. Gek genoeg lagen ze nog steeds in dezelfde houding als daarnet. Nu moest ik ze nog naar buiten sleuren. De breedbekkikker mocht weer eerst. Ik sleepte hem door de voordeur, over het grasveld tot in een bosje. Daarna was het de beurt aan de ringstaartmaki. Dat kostte me heel wat meer moeite, want hij was een gezellig dikkerdje. Zoals ik nu…
Daarna kleedde ik de twee boeven uit en rolde hen in hun blootje in de brandnetels. Zo, die zouden me voor de rest van de avond wel met rust laten. Ik moest lachen toen ik die twee gevaarlijke boeven daar in hun adamskostuum zag liggen.

Tillo demonstreert de houding die de boef daarnet rechtstaand aangenomen had.

Als ik straks op het knopje druk, dan staan die twee gangsters gegarandeerd stijf van de krampen en van de kou. Genoeg gelachen… Ik liep terug naar boven op zoek naar Stanislas van Biesbrouck. Ik trok de deur van een grote kamer open. In het midden van de kamer stond een hemelbed en daarin lag iemand te slapen. Dat kon niemand anders dan Stanislas van Biesbrouck zijn. Nu moest ik op zoek naar het testament. Ik was er zeker van dat de neef van de barones het ergens in zijn slaapkamer bewaarde.
Maar waar? Ik keek onder het bed, achter de gordijnen en in de kasten. Zonder succes… Ik zag maar één mogelijkheid. De chronometer weer laten lopen en met een list proberen het testament te ontfrutselen. Ik dacht diep na en plots kreeg ik een idee. Eerst drukte ik op het knopje en schrok me een ongeluk. Naast mijn oren begon die vervelende Stanislas te snurken. Het leek wel een varken met maagpijn.
Vlug begon ik aan het tweede deel van mijn plan. Ik kroop onder het bed en stootte met mijn knieën en vuisten tegen de matras. Stanislas schoot met een gil wakker.

Tillo spreekt nu met dichtgeknepen neus. Deze scène kan leuk uitgebeeld worden. De acteur
speelt afwisselend Tillo en Stanislas.

‘Stanislas!’ zei ik met een zo zwaar mogelijke stem. ‘Stanislas, waar is mijn testament?’
De neef van de barones schoot met een ruk overeind. Had hij gedroomd of hoorde hij echt zijn naam?

Stanislas kijkt verwilderd om zich heen. Hij gaat weer liggen om te slapen. Hij kan zijn duim
in zijn mond steken.

Een nieuwe stomp op zijn achterste deed hem weer recht vliegen. Ik herhaalde mijn vraag: ‘Stanislas waar is mijn testament?’
Stanislas wist niet waar hij het had. ‘Dit kan niet,’ mompelde hij. ‘Ik droom. Tante is dood. Ik was er zelf bij toen ze begraven werd. Zit er misschien een bedrieger onder mijn bed?’
Ik zag hoe een wit been met grote haren zich op de vloer neer plantte. Daarna volgden de knieën. Het was duidelijk dat Stanislas onder het bed wilde kijken. Ik moest dus vlug zijn. Ik drukte op het knopje. De neef verstijfde. Hij droeg een belachelijke pijama met bloemetjes. Ik moest moeite doen om niet in lachen uit te barsten. Maar ik had geen tijd om plezier te maken. Ik verborg me vlug in de kleerkast. Ik liet de deur op een kier staan zodat ik mijn slachtoffer in het oog kon houden. Ik drukte weer op het knopje. Door de spleet zag ik hoe Stanislas onder het bed keek. Verbaasd kroop hij weer recht. Ik bonsde tegen de deur van de kast. De neef schrok zich een ongeluk. 'Waar is mijn testament? brulde ik nu ongeduldig.
‘Dat kan niet,’ reageerde Stanislas met een bang stemmetje. ‘Geesten bestaan niet. Iemand probeert mij voor de gek te houden.’ Toen stormde hij naar de kast.
Klik! Ik drukte vlug weer op het knopje. Ik verliet de kast en verstopte me nu achter de gordijnen.
Weer klik! Stanislas trok de kast open en zocht tevergeefs naar de persoon met de geheimzinnige stem. Ik schoot weer bijna in een lach. Die Stanislas van Biesbrouck had een pak komisch talent.
‘Stanislas, krijg ik nu eindelijk mijn testament terug?’ Om mijn woorden kracht bij te zetten liet ik de gordijnen bewegen. De neef stoof woedend in de richting van de gordijnen. Weer een druk op de chronometer. Net op tijd, want Stanislas stond met opgeheven armen voor mij. Ik kon hem zo onder zijn armen kietelen. Een keertje goed lachen zou die zuurpruim goed doen.
Vlug klom ik langs een van de stijlen van het hemelbed naar boven. Daar ging ik plat op mijn buik liggen. Opnieuw klik! Als een woeste stier sleurde Stanislas de gordijnen tegen de grond.
‘Voor de laatste keer: geef mijn testament terug,’ zei ik van op mijn hoge schuilplaats.
‘Ik laat me niet gek maken,’ antwoordde Stanislas.
Maar ik zei: ‘Je bent al gek, Stanislas, altijd al geweest!’
Weer drukte ik vlug op het knopje, want Stanislas werd nu echt gevaarlijk. Ik gleed via een bedstijl naar beneden. Ik verliet de kamer, maar liet de deur op een kier staan. Stanislas stormde op het hemelbed af en begon als een razende gek aan een van de vier stijlen te schudden. Er klonk een luid gekraak. Stanislas viel voorover en het bed viel boven op hem.
Hij bewoog niet meer. Zou hij dood zijn? Ik was heel blij toen Stanislas eindelijk weer begon te spreken. ‘Bent u het echt, tante?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde ik, ‘wie dacht je dat ik was: een of andere snotneus?’
‘Oké, tante,’ klonk het van tussen het hout en het beddengoed. ‘Ik geef me over. Je krijgt het testament als je me daarna met rust laat.’
Ik kon het wel uitzingen van vreugde, maar ik mocht me niet verraden. Wie had er nu kunnen denken dat die Stanislas van Biesbrouck zo’n bangerik was? Kalm zei ik: ‘Geen grapjes, Stanislas, anders kom je me weldra vergezellen in het rijk der geesten.’
De neef van de barones kroop van onder het bed vandaan. Hij zag er nogal verkreukeld en stoffig uit. Stanislas haakte een schilderij van de muur. Daarachter zat een kluis. Met een sleutel die aan een koordje om zijn hals hing, draaide hij het slot open. Hij vormde een code en even later knarste en piepte de kluisdeur open. Bevend van emotie haalde Stanislas van Biesbrouck een envelop uit de brandkast.

Tillo neemt een grote, bruine envelop.

Dit was het moment om het zekere voor het onzekere te nemen. Stel je voor dat Stanislas nog iets van plan was. Vlug drukte ik op het knopje van de chronometer. De neef van de barones stond aan de grond genageld met de grote bruine envelop in zijn handen. Weten jullie wat er op die envelop stond? Nee? Ik ken het nog altijd van buiten. Aan notaris Schaeverlinck, Keunekeuteldreef 11, Elzendam. Ik scheurde de envelop met tillende vingers open. Weten jullie wat er in die brief stond? Nee? Ik ken dat niet van buiten en zoals jullie al weten heb ik mijn bril niet bij. Dus heb ik weer iemand nodig om de brief voor te lezen.

Hij kiest iemand uit het publiek, eventueel een leerkracht.

Dit is mijn testament. Het is mijn wens dat na mijn dood het Bramenbos aan de bewoners van Elzendam wordt geschonken.
Hebben jullie het gehoord? We zijn gered. Dankzij de barones. Bedankt voor het voorlezen. Het enige wat ik nu nog moest doen, was het testament aan de notaris bezorgen. Pas dan was het Bramenbos definitief gered.
Ik stak de bruine envelop onder mijn trui en verliet de slaapkamer van Stanislas. In de gang zette ik de chronometer weer op, want ik wou wel eens horen wat die bange scheet nog te zeggen had. Ik hoorde hem roepen… ‘He, waar is mijn testament nu? Tante? Tante? Laat u nog eens horen, tanteke?’
Lachend verliet ik het landhuis. Ondertussen bleef Stanislas roepen en tieren. ‘Ik ben bestolen. Politie! Ik ben bestolen!’ Ik kon maar beter weer op het knopje drukken. Stel je voor dat de neef van de barones me in de gaten kreeg… Ik nam de chronometer uit mijn zak, maar wat ik toen zag was zo grappig dat ik even wachtte. De breedbekkikker rende in zijn blootje over het grasveld, achternagezeten door de twee bloedhonden. Die hadden natuurlijk een lekker worstje gezien. Maar het lachen was snel gedaan. Plots greep iemand me zo stevig bij de pols dat ik hem niet meer kon bewegen. Ik keek om en zag recht in de ogen van de ringstaartmaki. Hij had al wel zijn broek aangetrokken. ‘Geef dat horloge hier!’ zei hij met een schorre boevenstem. Dat was ik natuurlijk niet van zin.
We begonnen te vechten. De ringstaartmaki was echter veel sterker dan ik. Toch slaag ik erin me los te wringen. Ik zette het op een lopen, maar tot overmaat van ramp struikelde ik. Ik liet de chronometer vallen. De boef sprong boven op mij. Ik dacht dat ik ging stikken. Er klonk een schot. De honden bleven stilstaan. De ringstaartmaki krabbelde overeind. Hij vluchtte zo snel mogelijk het bos in, met de blote breedbekkikker op zijn hielen.
Stanislas van Biesbrouck schoot nog enkele keren in de lucht. ‘Geef mijn testament terug, gemene dieven.’ De neef van de barones dacht blijkbaar dat de twee boeven het testament gestolen hadden. Mij best… Ik sloop stilletjes naar het struikgewas en kroop vlug door het gat in de haag. Hier kon ik me de eerste dagen beter niet meer laten zien. Ik haastte me naar mijn fiets. Ik wilde er net opspringen toen het tot me doordrong. De chronometer! Ik was de chronometer kwijt. Wat nu? Zou ik terugkeren om hem te zoeken? Beter van niet… Zonder chronometer nam ik het liever niet op tegen twee bloedhonden en een gewapende Stanislas van Biesbrouck.
Misschien was ik wel beter af zonder chronometer. Stel je voor dat ik de chronometer kwijtgespeeld was terwijl de tijd stilstond. Dan zat ik voor altijd opgesloten in een stilstaande wereld. Geen mama en papa die voor me zorgden, geen vrienden om mee te spelen, na een tijdje zou je zelfs de meester of juf gaan missen. Nee, ik heb me goed geamuseerd met de chronometer, maar het was een te gevaarlijk speelgoedje. En hij had zijn dienst bewezen. Ik voelde onder mijn trui, de bruine envelop voor notaris Schaeverlinck zat er nog steeds veilig opgeborgen.
Ik fietste flink door. In plaats van recht naar huis te rijden, reed ik eerst naar de Keunekeuteldreef. Ik duwde de enveloppe in de brievenbus van nummer 11. Ziezo, opdracht volbracht! Met dit testament kon de notaris de werkzaamheden doen stilleggen.
Doodmoe van mijn nachtelijk avontuur kwam ik thuis. Ik sloop muisstil naar de garage en zette mijn fiets weg. De wagen van papa stond er nog niet. Dat betekende dat mijn ouders en Karina nog niet thuis waren. Ik keek naar mijn uurwerk. Het was inderdaad vroeger dan ik gedacht had. Logisch, de tijd had deze nacht meermaals stilgestaan. Blaffer kwam likkend en kwispelend op me af, maar voor één keer duwde ik hem weg. Ik had voor vanavond genoeg honden gezien.
Ik verlangde alleen nog maar naar mijn bed. Ik kleedde me uit en kroop onder de wol. Ik viel meteen in slaap. Het was al bijna middag toen ik wakker schrok. Iedereen was al lang op. Moeder vroeg of ik weer te lang met mijn neus in de boeken gezeten had. Hoewel ik de waarheid vertelde, leek ze me toch niet te geloven.
Tijdens het ontbijt vertelde mama me het grote nieuws! Het Bramenbos was gered. Iemand had de vorige nacht het testament bij notaris Schaeverlinck in de bus gestopt. Niemand wist wie het was. Maar mijn moeder vond het een echte held. De bulldozers en kranen konden ophoepelen. De inwoners van het dorp wilden hun held belonen. Als hij zich kenbaar maakte, kreeg hij… een gouden horloge. Ik verslikte me in mijn warme chocomelk. Ik wou geen gouden horloge meer.

Tot het publiek…

Jullie wel? Ga dan naar het Bramenbos. Het is al wel een tijdje geleden, maar misschien ligt de gouden chronometer er nog! Als een van jullie hem vindt, dan weten jullie waartoe hij in staat is. Veel succes!

EINDE!!!